Ga naar de inhoud van deze pagina Ga naar het zoeken Ga naar het menu
Vorige pagina

Publiek - gemeenteraad reglementen

maandag 20 december 2021

20:13 - 21:53
Locatie

Digitaal

Voorzitter
Lukas Jacobs
Toelichting

BELASTINGSREGLEMENTEN
Publicatiedatum: 23-12-2021.

Agendapunten

  1. 1

    UITTREKSEL UIT HET REGISTER VAN DE BERAADSLAGINGEN VAN DE GEMEENTERAAD.


    Vergadering van 20 december 2021.
    Aanwezig: L. Jacobs, burgemeester-voorzitter; S. Lathouwers, J. Van den Bergh, J. Oerlemans, S. Hoppenbrouwers, M. De Bock, schepenen; K. Vanhees, H. De Schepper, M. Aerts, L. Peeters, D. Van Aert, I. Verhaert, J. Duerloo, S. Van Looveren, C. De Roeve, H. Beyers, D. Beyers, G. Delcroix, L. Van den Keybus, A. Van der Poel, I. Bosmans, S. Devos, S. Van Heybeeck, L. Van Looveren, raadsleden ;
    V. Gabriels, algemeen directeur.


    Verontschuldigd: C. De Rydt, raadslid.


    Goedkeuring van de aanvullende belasting op de personenbelasting 2022.


    De gemeenteraad, vergaderd in openbare zitting;


    Gelet op het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017 en latere wijzigingen;


    Gelet op de artikelen 464 tot en met 470/2 van het Wetboek van de Inkomstenbelasting;


    Overwegende dat de financiële toestand van de gemeente de invoering vergt van alle rendabele belastingen;


    Overwegende dat het bestuur voor het aanslagjaar 2022 de aanvullende belasting op de personenbelasting niet wenst te wijzigen en dat zij deze belasting wenst vast te leggen op 7,5 procent;


    Overwegende dat de continuïteit bewaard dient te blijven;


    Gehoord de toelichting door de schepen bevoegd voor financiën;


    BESLUIT:
    Met 14 ja-stemmen van Lies Van den Keybus, Cindy De Roeve, Hanne Beyers, Dieter Beyers, Stefanie Van Looveren, Lea Van Looveren, Wies Peeters, Didier Van Aert, Sandra Hoppenbrouwers, Silke Lathouwers, Jef Van den Bergh, Maarten De Bock, Jan Oerlemans en Lukas Jacobs.
    Met 2 neen-stemmen van Inneke Bosmans en Inga Verhaert.
    Met 8 onthoudingen van Sigrid Van Heybeeck, Anita Van der Poel, Gilles Delcroix, Jef Duerloo, Stephanie Devos, Koen Vanhees, Hans De Schepper en Monique Aerts.


    Artikel 1.-
    Er wordt voor het aanslagjaar 2022 een aanvullende belasting gevestigd ten laste van de rijksinwoners die belastbaar zijn in de gemeente op 1 januari van het aanslagjaar.


    Art. 2.-
    De belasting wordt vastgesteld op 7,5 procent van de overeenkomstig het artikel 466 van het
    Wetboek van de inkomstenbelasting 1992 berekende grondslag voor hetzelfde aanslagjaar.


    Art. 3.-
    Deze beslissing wordt aan de toezichthoudende overheid bezorgd.


    VOOR EENSLUIDEND UITTREKSEL:


    Bij bevel:
    Algemeen directeur     Voorzitter

  2. 2

    UITTREKSEL UIT HET REGISTER VAN DE BERAADSLAGINGEN VAN DE GEMEENTERAAD.


    Vergadering van 20 december 2021.


    Aanwezig: L. Jacobs, burgemeester-voorzitter; S. Lathouwers, J. Van den Bergh, J. Oerlemans, S. Hoppenbrouwers, M. De Bock, schepenen; K. Vanhees, H. De Schepper, M. Aerts, L. Peeters, D. Van Aert, I. Verhaert, J. Duerloo, S. Van Looveren, C. De Roeve, H. Beyers, D. Beyers, G. Delcroix, L. Van den Keybus, A. Van der Poel, I. Bosmans, S. Devos, S. Van Heybeeck, L. Van Looveren, raadsleden ;
    V. Gabriels, algemeen directeur.


    Verontschuldigd: C. De Rydt, raadslid.


    Goedkeuring van de opcentiemen op de onroerende voorheffing 2022.


    De gemeenteraad, vergaderd in openbare zitting;


    Gelet op het artikel 170, §4, van de Grondwet;


    Gelet op het artikel 464/1, 1°, van het Wetboek Inkomstenbelastingen van 10 april 1992;


    Gelet op het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017 en latere wijzigingen ;


    Gelet op het decreet van 13 december 2013 houdende de Vlaamse Codex Fiscaliteit, meer bepaald het artikel 2.1.4.0.2. en artikel 3.1.0.0.4;


    Gelet op de financiële toestand van de gemeente;


    Overwegende dat het college van burgemeester en schepenen voorstelt om voor het aanslagjaar 2022 de opcentiemen op de onroerende voorheffing vast te stellen op 690;


    Gehoord de voorzitter;


    BESLUIT:
    Met 14 ja-stemmen van Lies Van den Keybus, Cindy De Roeve, Hanne Beyers, Dieter Beyers, Stefanie Van Looveren, Lea Van Looveren, Wies Peeters, Didier Van Aert, Sandra Hoppenbrouwers, Silke Lathouwers, Jef Van den Bergh, Maarten De Bock, Jan Oerlemans en Lukas Jacobs.
    Met 2 neen-stemmen van Inneke Bosmans en Inga Verhaert.
    Met 8 onthoudingen van Sigrid Van Heybeeck, Anita Van der Poel, Gilles Delcroix, Jef Duerloo, Stephanie Devos, Koen Vanhees, Hans De Schepper en Monique Aerts.


    Artikel 1.-
    Voor het aanslagjaar 2022 worden ten bate van de gemeente 690 opcentiemen geheven op de onroerende voorheffing.


    Art.2.-
    De vestiging en de inning van de gemeentebelasting gebeuren door toedoen van de Vlaamse
    Belastingdienst.


    Art. 3.-
    Deze beslissing wordt aan de toezichthoudende overheid toegezonden.


    VOOR EENSLUIDEND UITTREKSEL:


    Bij bevel:
    Algemeen directeur     Voorzitter

  3. 3

    UITTREKSEL UIT HET REGISTER VAN DE BERAADSLAGINGEN VAN DE GEMEENTERAAD.


    Vergadering van 20 december 2021.


    Aanwezig: L. Jacobs, burgemeester-voorzitter; S. Lathouwers, J. Van den Bergh, J. Oerlemans, S. Hoppenbrouwers, M. De Bock, schepenen; K. Vanhees, H. De Schepper, M. Aerts, L. Peeters, D. Van Aert, I. Verhaert, J. Duerloo, S. Van Looveren, C. De Roeve, H. Beyers, D. Beyers, G. Delcroix, L. Van den Keybus, A. Van der Poel, I. Bosmans, S. Devos, S. Van Heybeeck, L. Van Looveren, raadsleden ;
    V. Gabriels, algemeen directeur.


    Verontschuldigd: C. De Rydt, raadslid.


    Goedkeuring van het aangepaste reglement op de registratie en de belasting van leegstaande gebouwen en woningen.


    De gemeenteraad, vergaderd in openbare zitting;


    Gelet op artikel 170 §4 van de Grondwet;


    Gelet op het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017 en latere wijzigingen;


    Gelet op het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen, en latere wijzigingen;


    Gelet op het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, en latere wijzigingen, hierna “DGPB” genoemd;


    Gelet op de regelgeving in het Vlaamse Woondecreet van 8 juli 1997 betreffende kamerverhuur;


    Gelet op de artikelen 2.9. tot en met 2.14. van de Vlaamse Codex Wonen van 2021;


    Overwegende dat het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode welke de gemeente aanstelt als coördinator en regisseur van het lokale woonbeleid;


    Overwegende dat het wenselijk is dat het op het grondgebied van de gemeente beschikbare woningen- en gebouwenbestand optimaal benut wordt;


    Overwegende dat op basis van het DGPB gemeenten een register van leegstaande woningen en gebouwen kunnen bijhouden;


    Overwegende dat de langdurige leegstand van woningen en gebouwen in de gemeente moet voorkomen en bestreden worden;


    Overwegende dat de strijd tegen de leegstaande woningen en gebouwen effect zal hebben als de opname van dergelijke gebouwen en woningen in een leegstandsregister ook daadwerkelijk leidt tot een belasting;


    Overwegende dat de vrijstellingen van registratie en belasting die in dit reglement zijn opgenomen het best aansluiten bij de noden en het beleid van de gemeente;


    Gelet op het decreet van 14 oktober 2016 houdende wijziging van diverse decreten met betrekking tot wonen;


    Gelet op het gemeenteraadsbesluit van 16 december 2019 waarbij het reglement op de registratie en de belasting van leegstaande gebouwen en woningen werd goedgekeurd voor de periode van 1 januari 2020 tot en met 31 december 2025;


    Gelet op de briefwisseling van 15 en 16 oktober 2020 vanwege het Agentschap Binnenlands Bestuur – afdeling fiscaliteit over het nazicht van enkele belastings- en retributiereglementen; dat het huidige reglement werd aangepast aan de opmerkingen vanwege de toezichthoudende overheid;


    Gelet op de financiële toestand van de gemeente;


    BESLUIT:
    Met 23 ja-stemmen van Inga Verhaert, Sigrid Van Heybeeck, Anita Van der Poel, Gilles Delcroix Jef Duerloo, Stephanie Devos, Koen Vanhees, Hans De Schepper, Monique Aerts, Lies Van den Keybus, Cindy De Roeve, Hanne Beyers, Dieter Beyers, Stefanie Van Looveren, Lea Van Looveren, Wies Peeters, Didier Van Aert, Sandra Hoppenbrouwers, Silke Lathouwers, Jef Van den Bergh, Maarten De Bock, Jan Oerlemans en Lukas Jacobs.
    Met 1onthouding van Inneke Bosmans.


    Enig artikel.-
    De gemeenteraad verleent zijn goedkeuring aan het reglement op de registratie en de belasting van leegstaande gebouwen en woningen. Het reglement gaat hierbij integraal als bijlage.


    “HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN


    Artikel 1. Definities




    Voor de toepassing van dit reglement wordt begrepen onder:


    1° Administratie: de gemeentelijke administratieve eenheid die door het gemeentebestuur wordt belast met de opmaak, de opbouw, het beheer en de actualisering van het leegstandsregister. Deze personeelsleden bezitten de onderzoeks-, controle- en vaststellingsbevoegdheden, vermeld in artikel 6 van het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen.


    2° Beveiligde zending: één van de hiernavolgende betekeningswijzen:
    • een aangetekende brief;
    • een afgifte tegen ontvangstbewijs;
    • een aangetekende elektronische zending.


    3° Bezwaarinstantie: het college van burgemeester en schepenen;


    4° Gebouw: elk bebouwd onroerend goed, dat zowel het hoofdgebouw als de bijgebouwen omvat, met uitzondering van de bebouwde onroerende goederen die vallen onder de toepassing van artikel 1.2., 5°, van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid;


    5° Heffingsdecreet: het decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996;


    6° Kamer: een woning waarin een toilet, een bad of douche of een kookgelegenheid ontbreken en waarvan de bewoners voor een of meer van die voorzieningen aangewezen zijn op de gemeenschappelijke ruimten in of aansluitend bij het gebouw waarvan de woning deel uitmaakt;


    7° Leegstaand gebouw/woning:
    §1. Een gebouw wordt als leegstaand beschouwd indien meer dan de helft van de totale vloeroppervlakte niet overeenkomstig de functie van het gebouw wordt aangewend gedurende een termijn van ten minste twaalf opeenvolgende maanden. Daarbij wordt geen rekening gehouden met woningen die deel uitmaken van het gebouw.
    De functie van het gebouw is deze die overeenkomt met:
    • hetzij de voor het gebouw of voor gedeelten daarvan afgeleverde stedenbouwkundige vergunning(en) in de zin van artikel 4.2.1. van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening;
    • hetzij een melding in de zin van artikel 4.2.2. van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening;
    • hetzij een milieuvergunning of melding in de zin van het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning;
    • omgevingsvergunning of meldingsakte als vermeld in artikel 6 van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning.
    Bij een gebouw waarvoor geen vergunning of melding voorhanden is, of waarvan de functie niet duidelijk uit een vergunning of melding blijkt, wordt deze functie afgeleid uit het gewoonlijk gebruik van het gebouw voorafgaand aan het vermoeden van leegstand, zoals dat blijkt uit aangiften, akten of bescheiden.
    Een gebouw dat in hoofdzaak gediend heeft voor een economische activiteit, vermeld in artikel 2, 2°, van het decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten, wordt niet beschouwd als leegstaand zolang de oorspronkelijke beoefenaar van deze activiteit een gedeelte van het gebouw bewoont en dat gedeelte niet afsplitsbaar is. Een gedeelte is eerst afsplitsbaar indien het na sloping van de overige gedeelten kan worden beschouwd als een afzonderlijke woning die voldoet aan de bouwfysische vereisten.
    §2. Een woning wordt als leegstaand beschouwd wanneer zij gedurende een termijn van ten minste twaalf opeenvolgende maanden niet aangewend wordt in overeenstemming met:
    1° hetzij de woonfunctie;
    2° hetzij elke andere bij gemeentelijke verordening omschreven functie die een effectief en niet-occasioneel gebruik van de woning met zich mee brengt.
    §3. In afwijking van §1 en §2, wordt een nieuw gebouw of een nieuwe woning als leegstaand beschouwd indien dat gebouw of die woning binnen zeven jaar na de afgifte van een omgevingsvergunning in laatste administratieve aanleg niet aangewend wordt overeenkomstig §1, eerste lid, respectievelijk §2.
    §4. Een gebouw dat of een woning die in aanmerking komt voor inventarisatie in de zin van hoofdstuk II van het decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten, wordt nooit als een leegstaand gebouw of als een leegstaande woning beschouwd.
    De bedrijfsruimten die op grond van artikel 2, 1°, van het decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten worden uitgesloten van de toepassing van voormeld decreet, worden onder de al daar vermelde voorwaarden evenmin als leegstaande gebouwen of woningen in de zin van deze afdeling beschouwd.
    §5. Een gebouw dat of een woning die door het Vlaamse Gewest geïnventariseerd is als verwaarloosd, kan eveneens opgenomen worden in het leegstandsregister, en omgekeerd.
    Woningen die door het Vlaamse Gewest geïnventariseerd zijn als ongeschikt en/of onbewoonbaar, worden niet opgenomen in het leegstandsregister.
    §6. De door het college van burgemeester en schepenen of het beslissingsorgaan van de intergemeentelijke administratieve eenheid met de opsporing van leegstaande gebouwen en woningen belaste personeelsleden bezitten de onderzoeks-, controle- en vaststellingsbevoegdheden, vermeld in artikel 6 van het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen.


    8° Leegstandsregister: het gemeentelijk register van leegstaande gebouwen en woningen, vermeld in art 2.2.6 van het Grond- en Pandendecreet;


    9° Opnamedatum: de datum waarop een woning of een gebouw met toepassing van artikel 6 van dit reglement in het gemeentelijk leegstandsregister is opgenomen;


    10° Plotse ramp: elke gebeurtenis die zich voordoet buiten de wil van de houder van het zakelijk recht waardoor de schade dermate ernstig is dat het gebruik van de woning of het gebouw overeenkomstig de functie onmogelijk is, zoals brand, ontploffing, blikseminslag.


    11° Renovatienota: een gedetailleerde, gedateerde en ondertekende nota die bestaat uit:
    • een overzicht van welke niet-stedenbouwkundig vergunningsplichtige werken worden uitgevoerd;
    • een gedetailleerd tijdschema waarin wordt aangegeven binnen welke periode de werken zullen worden uitgevoerd. Na een periode van maximaal 2 jaar moet de woning opnieuw bewoond worden.
    • een raming van de kosten vergezeld van offertes, facturen, bestekken waaruit blijkt dat de werken uitgevoerd zullen worden;
    • een plan of tekening en fotoreportage met weergave van de bestaande toestand van de te renoveren onderdelen.


    12° Verjaring: het ogenblik van het verstrijken van elke nieuwe periode van twaalf maanden vanaf de opnamedatum, zolang het gebouw of de woning niet uit het leegstandsregister is geschrapt.


    13° Woning: elk onroerend goed of deel ervan dat hoofdzakelijk bestemd is voor de huisvesting van een gezin of alleenstaande zoals vermeld in artikel 1.2., 23°, van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid.


    14° Zakelijk gerechtigde: de houder van één van de volgende zakelijke rechten:
    • de volle eigendom;
    • het recht van opstal of van erfpacht;
    • het vruchtgebruik.


    HOOFDSTUK 2. REGISTRATIE VAN LEEGSTAANDE WONINGEN EN GEBOUWEN


    Artikel 2. Vaststelling en registratie van leegstand




    §1. Een leegstaand gebouw of een leegstaande woning wordt opgenomen in het leegstandsregister aan de hand van een genummerde administratieve akte die een beschrijvend verslag met vermelding van de indicaties die de leegstand staven bevat, een fotoverslag met één of meerdere foto’s en het besluit tot opname in het leegstandregister.


    §2. De leegstand wordt vastgesteld op basis van één of meerdere objectieve indicaties:
    • het ontbreken van een inschrijving in het bevolkingsregister op het adres van de woning
    • het ontbreken van een aangifte als 2de verblijf;
    • de woning is niet bemeubeld of gebouw is niet uitgerust overeenkomstig zijn functie;
    • het langdurig te huur of te koop aanbieden van het gebouw of de woning;
    • ernstig vervuild, verweerd of beschadigd buitenschrijnwerk/glas;
    • overwegend/langdurig neergelaten rolluiken;
    • de raamopeningen zijn dichtgemaakt of gesupprimeerd;
    • het gebouw of woning is niet meer waterdicht door zware infiltraties doorheen het dak/gevel;
    • het gebouw of de woning is niet meer winddicht ten gevolge van bijvoorbeeld glasbreuk of buitenschrijnwerk dat niet meer gesloten kan worden;
    • de onmogelijkheid om het gebouw of de woning te betreden bijvoorbeeld door een geblokkeerde toegang of verzegeling;
    • een uitpuilende of dichtgeplakte brievenbus;
    • langdurig niet of slecht onderhouden tuin/omgeving;
    • onafgewerkte nieuwbouw waarop geen geldige stedenbouwkundige of omgevingsvergunning (meer) rust;
    • het ontbreken van aansluitingen van nutsvoorzieningen of een dermate laag verbruik dat niet in overeenstemming is met een normaal gebruik van de woning of het gebouw;


    Artikel 3. Het gemeentelijk leegstandsregister




    §1. In navolging van art 2.2.6 van het DGPB houdt de gemeente een leegstandsregister bij.
    In het register worden minimaal de volgende gegevens opgenomen:
    1° het adres van de leegstaande woning of het leegstaande gebouw;
    2° de kadastrale gegevens van de leegstaande woning of het leegstaande gebouw;
    3° de identiteit en het adres van alle zakelijk gerechtigden;
    4° het nummer en de datum van de administratieve akte;
    5° de indicatie of indicaties die aanleiding hebben gegeven tot de opname;
    6° de eventuele ligging binnen de grenzen van een door de bevoegde overheid goedgekeurd onteigeningsplan;
    7° de eventuele voorbereiding van een onteigeningsplan waarbinnen de leegstaande woning of gebouw zich situeert.


    Artikel 4. Kennisgeving van voornemen tot opname in het leegstandsregister




    Alle zakelijk gerechtigden zoals bekend bij de administratie worden met een beveiligde zending in kennis gesteld van het voornemen om de woning of het gebouw op te nemen in het leegstandsregister.
    Deze kennisgeving bevat:
    1° de genummerde administratieve akte;
    2° het beschrijvend- en fotoverslag;
    3° informatie over de gevolgen van de opname in het leegstandsregister, inclusief verwijzing naar dit reglement;
    4° informatie over de bezwaarprocedure tegen de opname in het leegstandsregister;
    5° informatie over de mogelijkheid tot schrapping uit het leegstandsregister.
    De beveiligde zending wordt gericht aan de woonplaats van de zakelijk gerechtigde(n). Is een woonplaats van een zakelijk gerechtigde niet gekend, dan wordt de beveiligde zending gericht aan zijn verblijfplaats. Is de verblijfplaats van een zakelijk gerechtigde niet gekend, dan vindt de betekening plaats aan het adres van de woning of het gebouw waarop de administratieve akte betrekking heeft.


    Artikel 5. Bezwaar tegen de voorgenomen opname in het leegstandsregister




    §1. Tegen het voornemen om een woning of gebouw op te nemen in het gemeentelijk leegstandsregister kan een zakelijk gerechtigde bij de bezwaarinstantie bezwaar aantekenen.
    Op straffe van nietigheid moet het bezwaarschrift:
    1° ondertekend en gemotiveerd zijn;
    2° met een beveiligde zending worden ingediend;
    3° minimaal de volgende gegevens bevatten:
    a) de identiteit en het adres van de indiener;
    b) de vermelding van het nummer van de administratieve akte;
    c) de vermelding van het adres van het gebouw of de woning waarop het bezwaarschrift betrekking heeft;
    d) de bewijsstukken die aantonen dat de opname van het gebouw of de woning in het leegstandsregister ten onrechte gebeurt.
    4° worden betekend binnen een termijn van 30 dagen, die ingaat de dag na de betekening van de beveiligde zending vermeld in artikel 4.
    Als datum van het bezwaarschrift wordt de datum van de beveiligde zending gehanteerd.
    Als het bezwaarschrift ingediend wordt door een persoon die optreedt namens de zakelijk gerechtigde(n), voegt hij bij het dossier een schriftelijke machtiging tot vertegenwoordiging, tenzij hij optreedt als raadsman die ingeschreven is aan de balie als advocaat of als advocaat-stagiair.


    §2. De bezwaarinstantie bezorgt aan de indiener van een bezwaarschrift een ontvangstbevestiging.


    §3. Zolang de indieningstermijn van dertig dagen niet verstreken is, kan een vervangend bezwaarschrift ingediend worden waarbij het eerdere bezwaarschrift als ingetrokken wordt beschouwd.


    §4. Een laattijdig ingediend bezwaar tegen een voorgenomen registratie wordt behandeld als een verzoek tot schrapping als vermeld in artikel 7.


    §5. De bezwaarinstantie onderzoekt de gegrondheid van de ontvankelijke bezwaarschriften. Het onderzoek gebeurt op stukken als de feiten vatbaar zijn voor een directe, eenvoudige vaststelling. Als een onderzoek op stukken niet volstaat, wordt een feitenonderzoek uitgevoerd door de met opsporing van leegstaande woningen en gebouwen belaste personeelsleden. Het bezwaar wordt geacht ongegrond te zijn als de toegang tot een gebouw of een woning geweigerd of verhinderd wordt voor het feitenonderzoek.


    §6. De bezwaarinstantie doet uitspraak over het bezwaar en betekent zijn beslissing met een beveiligde zending aan de indiener ervan, binnen een termijn van negentig dagen, die ingaat de dag na de betekening van het bezwaarschrift.


    §7. Wordt het bezwaar ingewilligd, dan wordt de woning of het gebouw niet opgenomen in het gemeentelijk register van leegstaande woningen en gebouwen.


    Artikel 6. Opname in het leegstandsregister




    Indien de beslissing tot opname in het leegstandsregister niet tijdig betwist wordt, of het beroep onontvankelijk of ongegrond is, neemt de administratie het gebouw of de woning op in het leegstandsregister op datum van de vaststelling van de leegstand vermeld in de administratieve akte.


    Artikel 7. Schrapping uit het leegstandsregister




    §1. Een woning wordt uit het leegstandsregister geschrapt als een zakelijk gerechtigde bewijst dat de woning gedurende een termijn van ten minste zes opeenvolgende maanden aangewend wordt overeenkomstig de functie, zoals omschreven in artikel 1, 7°, §1van dit reglement.
    De datum van schrapping is de eerste dag van de aanwending overeenkomstig de functie. Het effectief gebruik zal blijken uit de inschrijvingen in het bevolkingsregister of desgevallend na een onderzoek ter plaatse.
    Een gebouw wordt uit het leegstandsregister geschrapt als een zakelijk gerechtigde bewijst dat meer dan de helft van de totale vloeroppervlakte overeenkomstig de functie, vermeld in artikel 1, 7°, §2 aangewend wordt gedurende een termijn van ten minste zes opeenvolgende maanden.
    De datum van schrapping is de eerste dag van de aanwending overeenkomstig de functie. De administratie stelt deze aanwending vast via administratieve data of desgevallend na een onderzoek ter plaatse.


    §2. Voor de schrapping uit het leegstandsregister richt de zakelijk gerechtigde een verzoek aan de administratie via beveiligde zending. Op straffe van nietigheid moet dit verzoek:
    1° ondertekend en gemotiveerd zijn;
    2° met een beveiligde zending worden ingediend;
    3° minimaal de volgende gegevens bevatten:
    a) de identiteit en het adres van de indiener;
    b) de vermelding van het nummer van de administratieve akte en het adres van het gebouw of de woning waarop de vraag tot schrapping betrekking heeft;
    c) de bewijsstukken overeenkomstig §1 die aantonen dat de woning of het gebouw geschrapt mag worden uit het leegstandsregister;
    Als datum van het verzoek wordt de datum van de aangetekende verzending gehanteerd.


    §3. Als het verzoek tot schrapping ingediend wordt door een persoon die optreedt namens de zakelijk gerechtigde, voegt hij bij het dossier een schriftelijke machtiging tot vertegenwoordiging, tenzij hij optreedt als raadsman die ingeschreven is aan de balie als advocaat of als advocaat-stagiair.


    §4. De administratie bezorgt de indiener van het verzoek tot schrapping een ontvangstbevestiging.


    §5. De administratie onderzoekt de gegrondheid van de ontvankelijke verzoeken tot schrapping. Het onderzoek gebeurt op stukken als de feiten vatbaar zijn voor een directe, eenvoudige vaststelling. Als een onderzoek op stukken niet volstaat, wordt een feitenonderzoek uitgevoerd door de met opsporing van leegstaande woningen en gebouwen belaste personeelsleden.


    §6. Het college van burgemeester en schepenen doet uitspraak over het verzoek tot schrapping en betekent zijn beslissing met een beveiligde zending aan de indiener ervan, binnen een termijn van orde van 90 dagen die ingaat de dag na de betekening van het verzoek.


    §7. Als de kennisgeving vermeld in §6 niet is gebeurd binnen de voorziene termijn, wordt het verzoek tot schrapping geacht te zijn ingewilligd.


    §8. Wordt het verzoek ingewilligd, dan wordt de woning of het gebouw geschrapt uit het gemeentelijk register van leegstaande woningen en gebouwen.


    Artikel 8. Beroep tegen weigering tot schrapping uit het leegstandsregister




    §1. Tegen de beslissing tot weigering van de schrapping van een woning of gebouw uit het leegstandsregister kan de zakelijk gerechtigde beroep aantekenen bij de bezwaarinstantie.
    Op straffe van nietigheid moet dit beroep:
    4° ondertekend en gemotiveerd zijn;
    5° met een beveiligde zending worden ingediend;
    6° minimaal de volgende gegevens bevatten:
    a) de identiteit en het adres van de indiener;
    b) de vermelding van het adres van de woning of het gebouw waarop het verzoek betrekking heeft;
    c) de weigeringsbeslissing;
    7° worden betekend binnen een termijn van 30 dagen die ingaat de dag na de betekening van de weigeringsbeslissing.


    §2 Als het beroepschrift ingediend wordt door een persoon die optreedt namens de zakelijk gerechtigde, voegt hij bij het dossier een schriftelijke machtiging tot vertegenwoordiging, tenzij hij optreedt als raadsman die ingeschreven is aan de balie als advocaat of als advocaat-stagiair.


    §3. De bezwaarinstantie stuurt aan de indiener van het beroep een ontvangstbevestiging.


    §4. De bezwaarinstantie onderzoekt de gegrondheid van de ontvankelijke beroepen. Het onderzoek gebeurt op stukken als de feiten vatbaar zijn voor een directe, eenvoudige vaststelling. Als een onderzoek op stukken niet volstaat, wordt een feitenonderzoek uitgevoerd door de met opsporing van verwaarloosde woningen en gebouwen belaste personeelsleden.


    §5. De bezwaarinstantie doet uitspraak over het beroep en betekent zijn beslissing met een beveiligde zending aan de indiener ervan, binnen een termijn van negentig dagen die ingaat de dag na de betekening van beroepschrift.
    Als de kennisgeving vermeld in het eerste lid niet is gebeurd binnen de voorziene termijn, wordt het beroep geacht te zijn ingewilligd.


    §6. Wordt het beroep ingewilligd, dan wordt de woning of het gebouw geschrapt uit het gemeentelijk register van verwaarloosde woningen en gebouwen.


    §7. Tegen de beslissing genomen door de bevoegde overheid of bij gebrek aan een beslissing binnen de termijnen kan een bezwaar worden ingesteld bij de Rechtbank van Eerste Aanleg van Antwerpen.


    HOOFDSTUK 3. BELASTING OP LEEGSTAANDE WONINGEN EN GEBOUWEN


    Artikel 9. Heffingstermijn en belastbare grondslag




    §1. Er wordt voor de aanslagjaren 2021 tot en met 2025 een gemeentebelasting gevestigd op de woningen en gebouwen die opgenomen zijn in het leegstandsregister.


    §2. De belasting is voor het eerst verschuldigd vanaf het ogenblik dat de woning of het gebouw gedurende twaalf opeenvolgende maanden opgenomen is in het leegstandsregister.
    Zolang het gebouw of de woning niet uit het leegstandsregister is geschrapt, blijft de belasting verschuldigd op het ogenblik dat een nieuwe termijn van twaalf maanden verstrijkt, zijnde op elke nieuwe verjaring van de inventarisatie.


    Artikel 10. Belastingplichtige




    §1. De belasting is verschuldigd door de zakelijk gerechtigde voor het leegstaande gebouw of de leegstaande woning twaalf maanden na de inventarisatie en op de verjaring van de opnamedatum.
    Ingeval er een recht van opstal, erfpacht, vruchtgebruik of gebruiksrecht bestaat, is de belasting verschuldigd door de houder van dat zakelijk recht van opstal, van erfpacht, van vruchtgebruik of gebruiksrecht op het ogenblik dat de belasting van het aanslagjaar verschuldigd wordt.


    §2. Ingeval van mede-eigendom zijn de mede-eigenaars hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de totale belastingschuld. Ingeval er meerdere andere houders zijn van het zakelijk recht, zijn deze eveneens hoofdelijk aansprakelijk volgens aandeel voor de betaling van de totale belastingschuld.


    §3. In geval van overdracht van het zakelijk recht stelt de instrumenterende ambtenaar de verkrijger van het nieuwe zakelijk recht er voorafgaandelijk van in kennis dat het goed is opgenomen in het leegstandsregister.
    De instrumenterende ambtenaar of overdrager stelt de gemeentelijke administratie binnen de twee maanden na het verlijden van de authentieke akte in kennis van de overdracht.
    Tevens moet hij per beveiligd schrijven een kopie van de notariële akte bezorgen aan de gemeente binnen twee maanden na het verlijden van de notariële akte.
    Deze kopie bevat minstens de volgende gegevens:
    1° naam en adres van de verkrijger van het zakelijk recht en zijn eigendomsaandeel;
    2° datum van de akte, naam en standplaats van de notaris;
    3° nauwkeurige aanduiding van de overgedragen woning of het overgedragen gebouw.
    Bij ontstentenis van deze kennisgeving wordt de overdrager van een zakelijk recht, in afwijking van art. 10 § 1, als belastingschuldige beschouwd voor de eerstvolgende belasting die na de overdracht van het zakelijk recht wordt gevestigd. De toepassing van deze belasting is maar mogelijk in zoverre de ontstentenis van de kennisgeving ertoe leidt dat de gemeente op het moment van verschuldigd worden van de belasting niet in kennis is van het feit dat er een overdracht van het zakelijk recht heeft plaatsgevonden.


    Artikel 11. Tarief van de belasting




    De belasting bedraagt:
    • € 1.000 voor een leegstaand woning;
    • € 1.000 voor een leegstaande gebouw;
    • € 500 voor een leegstaande kamer.
    Als het gebouw of de woning een tweede termijn van twaalf maanden in het leegstandsregister staat, bedraagt de belasting:
    • € 2.000 voor een woning;
    • € 2.000 voor een gebouw;
    • € 1.000 voor een kamer.
    Indien het gebouw of de woning een derde of langere opeenvolgende termijn van twaalf maanden in het register staat, bedraagt de belasting:
    • € 3.000 voor een woning;
    • € 3.000 voor een gebouw;
    • € 1.500 voor een kamer.


    Artikel 12. Vrijstellingen




    §1. In enkele gevallen kan de houder van een zakelijk recht van het gebouw of de woning vrijgesteld worden van betaling van de heffing.


    §2. De aanvraag van een vrijstelling dient schriftelijk te gebeuren via aangetekende zending of tegen ontvangstbewijs en dit voor de opname in het belastingkohier.
    De vrijstelling wordt in geen enkel geval automatisch toegekend door de administratie. De houder van het zakelijk recht die gebruik wenst te maken van een vrijstelling dient hiervoor zelf de nodige bewijsstukken voor te leggen aan de administratie.


    §3. Tijdens de periode van vrijstelling blijft de woning of het gebouw wel geïnventariseerd.
    Soms zijn vrijstellingen beperkt in de tijd, of worden ze voorwaardelijk toegekend. Indien niet aan de voorwaarden wordt voldaan, vervalt de vrijstelling en dient de heffing alsnog betaald te worden. Na de periode van vrijstelling start de heffing met het bedrag zoals bepaald voor heffing na een eerste periode van 12 maanden. Doch, de termijnen zoals bepaald in artikel 4, §3 en 6 van het Invorderingsdecreet van 30 mei 2008 moeten nageleefd worden.


    §4. Van de heffing op leegstand zijn vrijgesteld:
    1° de belastingplichtige die eigenaar is van één enkele woning, bij uitsluiting van enige andere woning. De vrijstelling geldt voor twee jaar vanaf de eerste belasting conform dit belastingreglement, ongeacht of om een andere reden een vrijstelling verleend wordt;
    2° de belastingplichtige die in een erkende ouderenvoorziening verblijft of voor een langdurig verblijf werd opgenomen in een psychiatrische instelling of andere zorginstelling. De vrijstelling geldt voor twee jaar vanaf de eerste belasting conform dit belastingreglement, ongeacht of om een andere reden een vrijstelling verleend wordt;
    3° de belastingplichtige waarvan de handelingsbekwaamheid beperkt werd ingevolge een gerechtelijke beslissing.
    4° de belastingplichtige die sinds minder dan één jaar zakelijk gerechtigde is van het gebouw of de woning, met dien verstande dat deze vrijstelling slechts geldt voor het heffingsjaar volgend op het verkrijgen van het zakelijk recht.


    §5. Een vrijstelling wordt verleend als het gebouw of de woning:
    1° gelegen is binnen de grenzen van een door de bevoegde overheid goedgekeurd onteigeningsplan;
    2° geen voorwerp meer kan uitmaken van een stedenbouwkundige vergunning/omgevingsvergunning omdat een voorlopig of definitief onteigeningsplan is vastgesteld;
    3° krachtens decreet beschermd is als monument of opgenomen is op een bij besluit vastgesteld ontwerp van lijst tot bescherming als monument;
    4° vernield of beschadigd werd ten gevolge van een plotse ramp, met dien verstande dat deze vrijstelling slechts geldt tot twee jaar volgend op de datum van de vernieling of beschadiging;
    5° onmogelijk daadwerkelijk gebruikt kan worden omwille van een verzegeling of betredingsverbod in het kader van een strafrechtelijk onderzoek of omwille van een expertise in het kader van een gerechtelijke procedure, met dien verstande dat deze vrijstelling slechts geldt tot één jaar na het aflopen van de verzegeling of het betredingsverbod;
    6° gerenoveerd wordt. Een woning of een gebouw wordt gerenoveerd als:
    a. het gaat om handelingen die stedebouwkundig gezien vergunningsplichtig zijn en een niet vervallen stedenbouwkundige vergunning/omgevingsvergunning voor stabiliteitswerken of sloopwerkzaamheden kan voorgelegd worden. Met dien verstande dat deze vrijstelling slechts geldt gedurende een termijn van twee jaar en slechts eenmalig aan dezelfde houder van het zakelijk recht kan worden toegekend.
    b. het niet gaat om vergunningsplichtige handelingen en er een renovatienota wordt voorgelegd. Met dien verstande dat deze vrijstelling slechts geldt gedurende een termijn van twee jaar en slechts eenmalig aan dezelfde houder van het zakelijk recht kan worden toegekend.
    7° Voor de leegstand van een woning of een gebouw die aanhoudt omwille van een vreemde oorzaak die de heffingsplichtige niet kan worden toegerekend wordt eveneens een vrijstelling verleend.


    Artikel 13. Inkohiering




    De belasting wordt ingevorderd door de financieel directeur door middel van een kohier dat vastgesteld en uitvoerbaar verklaard wordt door het college van burgemeester en schepenen.


    Artikel 14. Betalingstermijn




    De belasting moet betaald worden binnen twee maanden na de verzending van het aanslagbiljet.


    Artikel 15. Bezwaar




    De belastingschuldige of zijn vertegenwoordiger kan bezwaar indienen tegen de belasting bij het college van burgemeester en schepenen.
    Het bezwaarschrift moet schriftelijk worden ingediend, ondertekend en gemotiveerd zijn en op straffe van verval worden ingediend binnen een termijn van 3 maanden te rekenen vanaf de derde kalenderdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet of vanaf de kennisgeving van de aanslag.
    Van het bezwaarschrift wordt binnen de 15 kalenderdagen na indiening een ontvangstmelding afgegeven.


    Artikel 16. Wetgeving




    De vestiging en invordering van de belasting, evenals de geschillen, worden geregeld overeenkomstig het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van de provincie- en gemeentebelastingen en zijn latere wijzigingen.


    Artikel 17. Bestuurlijk toezicht




    Een kopie van deze beslissing wordt aan de toezichthoudende overheid bezorgd.

  4. 4

    UITTREKSEL UIT HET REGISTER VAN DE BERAADSLAGINGEN VAN DE GEMEENTERAAD.


    Vergadering van 20 december 2021.


    Aanwezig: L. Jacobs, burgemeester-voorzitter; S. Lathouwers, J. Van den Bergh, J. Oerlemans, S. Hoppenbrouwers, M. De Bock, schepenen; K. Vanhees, H. De Schepper, M. Aerts, L. Peeters, D. Van Aert, I. Verhaert, J. Duerloo, S. Van Looveren, C. De Roeve, H. Beyers, D. Beyers, G. Delcroix, L. Van den Keybus, A. Van der Poel, I. Bosmans, S. Devos, S. Van Heybeeck, L. Van Looveren, raadsleden ;
    V. Gabriels, algemeen directeur.


    Verontschuldigd: C. De Rydt, raadslid.


    Goedkeuring van het aangepaste reglement op de registratie en de belasting van verwaarloosde gebouwen en woningen.


    De gemeenteraad, vergaderd in openbare zitting;


    Gelet op artikel 170, §4 van de Grondwet;


    Gelet op het decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996;


    Gelet op het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017 en latere wijzigingen;


    Gelet op het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen, en latere wijzigingen;


    Overwegende dat verwaarlozing van woningen en gebouwen op het grondgebied van de gemeente voorkomen en bestreden moet worden om de verloedering van de leef- en woonomgeving tegen te gaan;


    Overwegende dat het beleid met betrekking tot verwaarloosde woningen en gebouwen overgeheveld wordt van het Vlaamse naar het gemeentelijk niveau, waarbij de gewestelijke registratie en heffing volledig worden opgeheven;


    Overwegende dat het wenselijk is dat het op het grondgebied van de gemeente beschikbare patrimonium voor wonen optimaal benut wordt;


    Overwegend dat het nuttig is om een geïntegreerd beleid te voeren ter bestrijding van leegstand en verwaarlozing van woningen en gebouwen;


    Gelet op het reglement op de registratie en de belasting van verwaarloosde gebouwen en woningen zoals goedgekeurd door de gemeenteraad in zitting van 16 december 2019;


    Gelet op de briefwisseling van 15 en 16 oktober 2020 vanwege het Agentschap Binnenlands Bestuur – afdeling fiscaliteit over het nazicht van enkele belastings- en retributiereglementen; dat het huidige reglement werd aangepast aan de opmerkingen vanwege de toezichthoudende overheid;


    Gelet op de financiële toestand van de gemeente,


    BESLUIT:
    Met 23 ja-stemmen van Inga Verhaert, Sigrid Van Heybeeck, Anita Van der Poel, Gilles Delcroix Jef Duerloo, Stephanie Devos, Koen Vanhees, Hans De Schepper, Monique Aerts, Lies Van den Keybus, Cindy De Roeve, Hanne Beyers, Dieter Beyers, Stefanie Van Looveren, Lea Van Looveren, Wies Peeters, Didier Van Aert, Sandra Hoppenbrouwers, Silke Lathouwers, Jef Van den Bergh, Maarten De Bock, Jan Oerlemans en Lukas Jacobs.
    Met 1 onthouding van Inneke Bosmans.


    Enig artikel.-
    De gemeenteraad verleent zijn goedkeuring aan het reglement op de registratie en de belasting van verwaarloosde gebouwen en woningen. Dit reglement gaat hierbij integraal als bijlage:


    “HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN


    Artikel 1. Definities




    Voor de toepassing van dit reglement wordt begrepen onder:
    1° Administratie: de gemeentelijke administratieve eenheid die door het gemeentebestuur wordt belast met de opmaak, de opbouw, het beheer en de actualisering van het register voor verwaarloosde woningen en gebouwen. Deze personeelsleden bezitten de onderzoeks-, controle- en vaststellingsbevoegdheden, vermeld in artikel 6 van het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen.


    2° Beveiligde zending: één van de hiernavolgende betekeningswijzen:
    • een aangetekend schrijven;
    • een afgifte tegen ontvangstbewijs;
    • een aangetekende elektronische zending.


    3° Bezwaarinstantie: het college van burgemeester en schepenen;


    4° Gebouw: elk bebouwd onroerend goed, dat zowel het hoofdgebouw als de bijgebouwen omvat, met uitzondering van de bebouwde onroerende goederen die vallen onder de toepassing van het decreet van 19 april 1995 houdende maatregelen ter bestrijding en voorkoming van leegstand en verwaarlozing van bedrijfsruimten, zoals vermeld in artikel 24, 2° van het Heffingsdecreet;


    5° Gewestelijke inventarislijst van verwaarloosde gebouwen en/of woningen: de inventarislijst, tot 31 december 2016 vermeld in artikel 28, §1, eerste lid, 1° van het Heffingsdecreet;


    6° Gewestelijke inventaris van ongeschikte en onbewoonbare woningen: de inventaris, sinds 1 januari 2017 vermeld in artikel 26 van het Heffingsdecreet;


    7° Gemeentelijk register van verwaarloosde woningen en gebouwen: het register vermeld in artikel 3, §1 van dit reglement;


    8° Heffingsdecreet: het decreet van 22 december 1995 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1996;


    9° Opnamedatum: de datum waarop een terrein, woning of een gebouw met toepassing van artikel 6 van dit reglement in het gemeentelijk register van verwaarloosde woningen en gebouwen is opgenomen;


    10° Plotse ramp: elke gebeurtenis die zich voordoet buiten de wil van de houder van het zakelijk recht waardoor de schade dermate ernstig is dat het gebruik van de woning of het gebouw overeenkomstig de functie onmogelijk is, zoals brand, ontploffing, blikseminslag.


    11° Registerbeheerder: de gemeentelijke administratieve eenheid die door het gemeentebestuur wordt belast met de opmaak, het beheer en de actualisering van het gemeentelijk register van verwaarloosde woningen en gebouwen;


    12° Renovatienota: een gedetailleerde, gedateerde en ondertekende nota die bestaat uit:
    • een overzicht van welke niet-stedenbouwkundig vergunningsplichtige werken worden uitgevoerd;
    • een (gedetailleerd) tijdschema waarin wordt aangegeven binnen welke periode de werken zullen worden uitgevoerd. Na een periode van maximaal 2 jaar moet de woning opnieuw bewoond worden.
    • een raming van de kosten vergezeld van offertes, facturen, bestekken waaruit blijkt dat de werken uitgevoerd zullen worden;
    • een plan of tekening én fotoreportage met weergave van de bestaande toestand van de te renoveren onderdelen.
    • Indien van toepassing: een akkoord van de mede-eigenaars.


    13° Verjaring: het ogenblik van het verstrijken van elke nieuwe periode van twaalf maanden vanaf de opnamedatum, zolang het gebouw of de woning niet uit het register van verwaarloosde woningen en gebouwen is geschrapt;


    14° Woning: elk onroerend goed of deel ervan dat hoofdzakelijk bestemd is voor de huisvesting van een gezin of alleenstaande zoals vermeld in artikel 24, 5° van het Heffingsdecreet;


    15° Zakelijk gerechtigde: de houder van één van de volgende zakelijke rechten:
    • de volle eigendom;
    • het recht van opstal of van erfpacht;
    • het vruchtgebruik.


    HOOFDSTUK 2. REGISTRATIE VAN VERWAARLOOSDE WONINGEN EN GEBOUWEN


    Artikel 2. Vaststelling van de verwaarlozing




    De door het college van burgemeester en schepenen of de door het beslissingsorgaan van de intergemeentelijke administratieve eenheid met de opsporing van verwaarloosde woningen en gebouwen belaste personeelsleden, stellen de verwaarlozing van een woning of een gebouw vast in een genummerde administratieve akte, aan de hand van het model van technisch verslag dat als bijlage is toegevoegd aan dit reglement.
    Daarbij geldt een gebrek van categorie I voor één punt, van categorie II voor drie punten en van categorie III voor negen punten. Er is sprake van verwaarlozing als de indicaties in dit verslag een eindscore opleveren van minimaal 18 punten. Aan het verslag wordt minstens één foto van de woning of het gebouw toegevoegd.


    Artikel 3. Gemeentelijk register van verwaarloosde gebouwen en woningen




    §1. De gemeente houdt een gemeentelijk register van verwaarloosde gebouwen en woningen bij.
    In dit register worden minimaal de volgende gegevens opgenomen:
    1° het adres van de verwaarloosde woning of het verwaarloosde gebouw;
    2° de kadastrale gegevens van de verwaarloosde woning of het verwaarloosde gebouw;
    3° de identiteit en het adres van alle zakelijk gerechtigden;
    4° het nummer en de datum van de administratieve akte;
    5° de toestand van verwaarlozing van de woning of het gebouw, inclusief het technisch verslag;
    6° de eventuele ligging binnen de grenzen van een door de bevoegde overheid goedgekeurd onteigeningsplan;
    7° de eventuele voorbereiding van een onteigeningsplan waarbinnen het verwaarloosd gebouw zich situeert.


    Artikel 4. Kennisgeving van de voorgenomen registratie
    Alle zakelijk gerechtigden zoals bekend bij de administratie worden met een beveiligde zending in kennis gesteld van het voornemen om de woning of het gebouw op te nemen in het gemeentelijk register van verwaarloosde woningen en gebouwen.
    Deze kennisgeving bevat:
    1° de genummerde administratieve akte;
    2° het technisch verslag;
    3° informatie over de gevolgen van de registratie, inclusief verwijzing naar dit reglement;
    4° informatie over de bezwaarprocedure tegen de opname in het gemeentelijk register van verwaarloosde woningen en gebouwen;
    5° informatie over de mogelijkheid tot schrapping uit het gemeentelijk register van verwaarloosde woningen en gebouwen.
    De beveiligde zending wordt gericht aan de woonplaats van de zakelijk gerechtigde(n). Is een woonplaats van een zakelijk gerechtigde niet gekend, dan wordt de beveiligde zending gericht aan zijn verblijfplaats. Is de verblijfplaats van een zakelijk gerechtigde niet gekend, dan vindt de betekening plaats aan het adres van de woning of het gebouw waarop de administratieve akte betrekking heeft.


    Artikel 5. Bezwaar tegen de voorgenomen registratie
    §1. Tegen het voornemen om een woning of een gebouw op te nemen in het gemeentelijk register van verwaarloosde woningen en gebouwen, vermeld in artikel 4, kan de zakelijk gerechtigde bezwaar indienen bij de bezwaarinstantie.
    Op straffe van nietigheid moet het bezwaarschrift:
    1° ondertekend en gemotiveerd zijn;
    2° met een beveiligde zending worden ingediend;
    3° minimaal de volgende gegevens bevatten:
    a) de identiteit en het adres van de indiener;
    b) de vermelding van het nummer van de administratieve akte;
    c) de vermelding van het adres van de woning of het gebouw waarop het bezwaarschrift betrekking heeft;
    d) de bewijsstukken die aantonen dat de opname van het gebouw of de woning in het register van verwaarloosde woningen en gebouwen ten onrechte gebeurt.
    4° worden betekend binnen een termijn van 30 dagen, die ingaat de dag na de betekening van de beveiligde zending vermeld in artikel4.
    Als datum van het bezwaarschrift wordt de datum van de beveiligde zending gehanteerd.
    Als het bezwaarschrift ingediend wordt door een persoon die optreedt namens de zakelijk gerechtigde, voegt hij bij het dossier een schriftelijke machtiging tot vertegenwoordiging, tenzij hij optreedt als raadsman die ingeschreven is aan de balie als advocaat of als advocaat-stagiair.


    §2. De bezwaarinstantie bezorgt aan de indiener van een bezwaarschrift een ontvangstbevestiging.


    §3. Zolang de indieningstermijn van dertig dagen niet verstreken is, kan een vervangend bezwaarschrift ingediend worden waarbij het eerdere bezwaarschrift als ingetrokken wordt beschouwd.


    §4. Een laattijdig ingediend bezwaar tegen een voorgenomen registratie wordt behandeld als een verzoek tot schrapping als vermeld in artikel 7.


    §5. De vaststelling van de verwaarlozing kan betwist worden met alle bewijsmiddelen van gemeen recht, uitgezonderd de eed.


    §6. De bezwaarinstantie onderzoekt de gegrondheid van de ontvankelijke bezwaarschriften. Het onderzoek gebeurt op stukken als de feiten vatbaar zijn voor een directe, eenvoudige vaststelling. Als een onderzoek op stukken niet volstaat, wordt een feitenonderzoek uitgevoerd door de met opsporing van verwaarloosde woningen en gebouwen belaste personeelsleden.


    §7. De bezwaarinstantie doet uitspraak over het bezwaar en betekent zijn beslissing met een beveiligde zending aan de indiener ervan, binnen een termijn van orde van negentig dagen, die ingaat de dag na de betekening van het bezwaarschrift.


    §8. Wordt het bezwaar ingewilligd, dan wordt de woning of het gebouw niet opgenomen in het gemeentelijk register van verwaarloosde woningen en gebouwen.


    Artikel 6. Opname van verwaarloosde woningen en gebouwen in het register.




    §1. Indien de beslissing tot opname in het register niet tijdig betwist wordt, of het beroep onontvankelijk of ongegrond is, neemt de administratie het gebouw of de woning op in het register van verwaarloosde woningen en gebouwen op datum van de vaststelling van de verwaarlozing vermeld in de administratieve akte.


    §2. Een woning die of een gebouw dat opgenomen is in het gemeentelijk register van leegstaande gebouwen of woningen, kan eveneens worden opgenomen in het gemeentelijk register van verwaarloosde woningen en gebouwen.
    Een woning die opgenomen is in de gewestelijke inventaris van ongeschikte en onbewoonbare woningen, kan eveneens worden opgenomen in het gemeentelijk register van verwaarloosde woningen en gebouwen.


    Artikel 7. Schrapping uit het gemeentelijk register van verwaarloosde gebouwen en woningen




    §1. De registerbeheerder schrapt een woning of een gebouw uit het gemeentelijk register van verwaarloosde gebouwen en woningen wanneer de zakelijk gerechtigde bewijst dat de woning of het gebouw geen indicaties van verwaarlozing meer vertoont die bij quotering in het model van technisch verslag, vermeld in artikel 2, 18 punten of meer zouden opleveren. De zakelijk gerechtigde richt hiertoe een verzoek aan de administratie via beveiligde zending. Op straffe van nietigheid moet dit verzoek:
    1° ondertekend en gemotiveerd zijn;
    2° met een beveiligde zending worden ingediend;
    3° minimaal de volgende gegevens bevatten:
    a) de identiteit en het adres van de indiener;
    b) de vermelding van het adres van de woning of het gebouw waarop het verzoek betrekking heeft;
    c) de bewijsstukken overeenkomstig §1 die aantonen dat de woning of het gebouw geschrapt mag worden uit het register van verwaarloosde woningen en gebouwen.
    Als datum van het verzoek wordt de datum van de aangetekende verzending gehanteerd.


    §2. De beëindiging van de staat van verwaarlozing kan aangetoond worden met alle bewijsmiddelen van gemeen recht, uitgezonderd de verklaring op eed.


    §3 Als het verzoek tot schrapping ingediend wordt door een persoon die optreedt namens de zakelijk gerechtigde, voegt hij bij het dossier een schriftelijke machtiging tot vertegenwoordiging, tenzij hij optreedt als raadsman die ingeschreven is aan de balie als advocaat of als advocaat-stagiair.


    §4. De registerbeheerder bezorgt de indiener van het verzoek tot schrapping een ontvangstbevestiging.


    §5. De registerbeheerder onderzoekt de gegrondheid van de ontvankelijke verzoeken tot schrapping. Het onderzoek gebeurt op stukken als de feiten vatbaar zijn voor een directe, eenvoudige vaststelling. Als een onderzoek op stukken niet volstaat wordt een feitenonderzoek uitgevoerd door de met opsporing van verwaarloosde woningen en gebouwen belaste personeelsleden.


    §6. Het college van burgemeester en schepenen doet uitspraak over het verzoek tot schrapping en betekent zijn beslissing met een beveiligde zending aan de indiener ervan, binnen een termijn van negentig dagen die ingaat de dag na de betekening van verzoek.


    §7. Als de kennisgeving vermeld in het §6 niet is gebeurd binnen de voorziene termijn, wordt het verzoek tot schrapping geacht te zijn ingewilligd.


    §8. Wordt het verzoek ingewilligd, dan wordt de woning of het gebouw geschrapt uit het gemeentelijk register van verwaarloosde terreinen, gebouwen en woningen. De datum van betekening van het verzoek tot schrapping geldt als datum van schrapping uit het gemeentelijk register van verwaarloosde woningen en gebouwen.


    Artikel 8. Beroep tegen weigering tot schrapping




    §1. Tegen de beslissing tot weigering van de schrapping van een woning of gebouw uit het gemeentelijk register van verwaarloosde woningen en gebouwen kan de zakelijk gerechtigde beroep aantekenen bij de bezwaarinstantie.
    Op straffe van nietigheid moet dit beroep:
    8° ondertekend en gemotiveerd zijn;
    9° met een beveiligde zending worden ingediend;
    10° minimaal de volgende gegevens bevatten:
    d) de identiteit en het adres van de indiener;
    e) de vermelding van het adres van de woning of het gebouw waarop het verzoek betrekking heeft;
    f) de weigeringsbeslissing;
    11° worden betekend binnen een termijn van 30 dagen die ingaat de dag na de betekening van de weigeringsbeslissing.


    §2. De beëindiging van de staat van verwaarlozing kan aangetoond worden met alle bewijsmiddelen van gemeen recht, uitgezonderd de verklaring op eed;


    §3. Als het beroepschrift ingediend wordt door een persoon die optreedt namens de zakelijk gerechtigde, voegt hij bij het dossier een schriftelijke machtiging tot vertegenwoordiging, tenzij hij optreedt als raadsman die ingeschreven is aan de balie als advocaat of als advocaat-stagiair.


    §4. De bezwaarinstantie stuurt aan de indiener van het beroep een ontvangstbevestiging.


    §5. De bezwaarinstantie onderzoekt de gegrondheid van de ontvankelijke beroepen. Het onderzoek gebeurt op stukken als de feiten vatbaar zijn voor een directe, eenvoudige vaststelling. Als een onderzoek op stukken niet volstaat, wordt een feitenonderzoek uitgevoerd door de met opsporing van verwaarloosde terreinen, gebouwen en woningen belaste personeelsleden.


    §6. De bezwaarinstantie doet uitspraak over het beroep en betekent zijn beslissing met een beveiligde zending aan de indiener ervan, binnen een termijn van negentig dagen die ingaat de dag na de betekening van beroepschrift.
    Als de kennisgeving vermeld in het eerste lid niet is gebeurd binnen de voorziene termijn, wordt het beroep geacht te zijn ingewilligd.


    §7. Wordt het beroep ingewilligd, dan wordt de woning of het gebouw geschrapt uit het gemeentelijk register van verwaarloosde woningen en gebouwen.


    §8. Tegen de beslissing genomen door de bevoegde overheid of bij gebrek aan een beslissing binnen de termijnen kan een bezwaar worden ingesteld bij de Rechtbank van Eerste Aanleg van Antwerpen.


    HOOFDSTUK 3. BELASTING OP VERWAARLOOSDE WONINGEN EN GEBOUWEN


    Artikel 9. Belastingstermijn en belastbare grondslag




    §1. Er wordt voor de jaren 2021 tot en met 2025 een gemeentebelasting gevestigd op de woningen en gebouwen die, gedurende minstens twaalf opeenvolgende maanden opgenomen zijn in het gemeentelijk register van terreinen, verwaarloosde woningen en gebouwen.


    §2. De belasting is voor het eerst verschuldigd vanaf het ogenblik dat de woning of het gebouw gedurende twaalf opeenvolgende maanden opgenomen is in het gemeentelijk register van verwaarloosde woningen en gebouwen.
    Zolang de woning of het gebouw niet is geschrapt uit dit register, blijft de belasting verschuldigd bij het verstrijken van elke opeenvolgende periode van twaalf maanden.


    Artikel 10. Belastingplichtige




    §1. De belasting is verschuldigd door de zakelijk gerechtigde voor het verwaarloosde gebouw of de woning twaalf maanden na de inventarisatie.
    Ingeval er een recht van opstal, erfpacht, vruchtgebruik of gebruiksrecht bestaat, is de belasting verschuldigd door de houder van dat zakelijk recht van opstal, van erfpacht, van vruchtgebruik of gebruiksrecht op het ogenblik dat de belasting van het aanslagjaar verschuldigd wordt.


    §2. Ingeval van mede-eigendom zijn de mede-eigenaars hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de totale belastingschuld. Ingeval er meerdere andere houders zijn van het zakelijk recht, zijn deze eveneens hoofdelijk aansprakelijk volgens aandeel voor de betaling van de totale belastingschuld.


    §3. In geval van overdracht van het zakelijk recht stelt de instrumenterende ambtenaar de verkrijger van het nieuwe zakelijk recht er voorafgaandelijk van in kennis dat het goed is opgenomen in het register van verwaarloosde woningen en gebouwen.
    De instrumenterende ambtenaar of overdrager stelt de gemeentelijke administratie binnen de twee maanden na het verlijden van de authentieke akte in kennis van de overdracht.
    Tevens moet hij per beveiligd schrijven een kopie van de notariële akte bezorgen aan de gemeente binnen twee maanden na het verlijden van de notariële akte.
    Deze kopie bevat minstens de volgende gegevens:
    4° naam en adres van de verkrijger van het zakelijk recht en zijn eigendomsaandeel;
    5° datum van de akte, naam en standplaats van de notaris;
    6° nauwkeurige aanduiding van het overgedragen terrein, gebouw of de woning.
    Bij ontstentenis van deze kennisgeving wordt de overdrager van een zakelijk recht, in afwijking van art. 9 § 1, als belastingschuldige beschouwd voor de eerstvolgende belasting die na de overdracht van het zakelijk recht wordt gevestigd. De toepassing van deze belasting is maar mogelijk in zoverre de ontstentenis van de kennisgeving ertoe leidt dat de gemeente op het moment van verschuldigd worden van de belasting niet in kennis is van het feit dat er een overdracht van het zakelijk recht heeft plaatsgevonden.


    Artikel 11. Tarief van de belasting
    De belasting bedraagt:
    • € 1.000 voor een verwaarloosde woning;
    • € 1.000 voor een verwaarloosd gebouw.
    Als het gebouw of de woning een tweede termijn van twaalf maanden in het register van verwaarloosde woningen en gebouwen staat, bedraagt de belasting:
    • € 2.000 voor een verwaarloosde woning;
    • € 2.000 voor een verwaarloosd gebouw.
    Indien het gebouw of de woning een derde of langere opeenvolgende termijn van twaalf maanden in het register staat, bedraagt de belasting:
    • € 3.000 voor een verwaarloosde woning;
    • € 3.000 voor een verwaarloosd gebouw.


    Artikel 12. Vrijstelling
    §1. In enkele gevallen kan de houder van een zakelijk recht van het gebouw of de woning vrijgesteld worden van betaling van de heffing.


    §2. De aanvraag van een vrijstelling dient schriftelijk te gebeuren via aangetekende zending of tegen ontvangstbewijs en dit voor de eerste heffingsperiode.


    De vrijstelling wordt in geen enkel geval automatisch toegekend door de administratie. De houder van het zakelijk recht die gebruik wenst te maken van een vrijstelling dient hiervoor zelf de nodige bewijsstukken voor te leggen aan de administratie.


    §3. Tijdens de periode van vrijstelling blijft de woning of het gebouw wel geïnventariseerd.
    Soms zijn vrijstellingen beperkt in de tijd, of worden ze voorwaardelijk toegekend. Indien niet aan de voorwaarden wordt voldaan, vervalt de vrijstelling en dient de heffing alsnog betaald te worden. Na de periode van vrijstelling start de heffing met het bedrag zoals bepaald voor heffing na een eerste periode van 12 maanden. De termijnen zoals bepaald in artikel 4, §3 en 6 van het Invorderingsdecreet van 30 mei 2008 moeten nageleefd worden.


    §4. Van de heffing op verwaarloosde woningen en gebouwen zijn vrijgesteld:
    5° De belastingplichtige die eigenaar is van één enkele woning, bij uitsluiting van enige andere woning. De vrijstelling geldt voor twee jaar vanaf de eerste belasting conform dit belastingsreglement, ongeacht of om een andere reden een vrijstelling verleend wordt;
    6° De belastingplichtige die in een erkende ouderenvoorziening verblijft of voor een langdurig verblijf werd opgenomen in een psychiatrische instelling of andere zorginstelling. De vrijstelling geldt voor twee jaar vanaf de eerste belasting conform dit belastingsreglement, ongeacht of om een andere reden een vrijstelling verleend wordt;
    7° De belastingplichtige waarvan de handelingsbekwaamheid beperkt werd ingevolge een gerechtelijke beslissing;
    8° De belastingplichtige die sinds minder dan één jaar zakelijk gerechtigde is van het terrein, gebouw of de woning, met dien verstande dat deze vrijstelling slechts geldt voor het heffingsjaar volgend op het verkrijgen van het zakelijk recht.


    §5. Een vrijstelling wordt verleend als het gebouw of de woning:
    8° Gelegen is binnen de grenzen van een door de bevoegde overheid goedgekeurd onteigeningsplan;
    9° Geen voorwerp meer kan uitmaken van een stedenbouwkundige vergunning/omgevingsvergunning omdat een voorlopig of definitief onteigeningsplan is vastgesteld;
    10° Krachtens decreet beschermd is als monument of opgenomen is op een bij besluit vastgesteld ontwerp van lijst tot bescherming als monument;
    11° Vernield of beschadigd werd ten gevolge van een plotse ramp, met dien verstande dat deze vrijstelling slechts geldt tot twee jaar volgend op de datum van de vernieling of beschadiging;
    12° Onmogelijk daadwerkelijk gebruikt kan worden omwille van een verzegeling of betredingsverbod in het kader van een strafrechtelijk onderzoek of omwille van een expertise in het kader van een gerechtelijke procedure, met dien verstande dat deze vrijstelling slechts geldt tot één jaar na het aflopen van de verzegeling of het betredingsverbod;
    13° Gerenoveerd wordt. Een woning of een gebouw wordt gerenoveerd als:
    a. Het gaat om handelingen die stedenbouwkundig gezien vergunningsplichtig zijn en een niet vervallen stedenbouwkundige vergunning of omgevingsvergunning voor stabiliteitswerken of sloopwerkzaamheden kan voorgelegd worden. Met dien verstande dat deze vrijstelling slechts geldt gedurende een termijn van twee jaar en slechts eenmalig aan dezelfde houder van het zakelijk recht kan worden toegekend.
    b. Het niet gaat om vergunningsplichtige handelingen en er een renovatienota wordt voorgelegd. Met dien verstande dat deze vrijstelling slechts geldt gedurende een termijn van twee jaar en slechts eenmalig aan dezelfde houder van het zakelijk recht kan worden toegekend.
    14° Voor verwaarlozing van een woning of een gebouw die aanhoudt omwille van een vreemde oorzaak die de heffingsplichtige niet kan worden toegerekend wordt eveneens een vrijstelling verleend.


    Artikel 13. Inkohiering




    De belasting wordt ingevorderd door de financieel directeur door middel van een kohier dat vastgesteld en uitvoerbaar verklaard wordt door het college van burgemeester en schepenen.


    Artikel 14. Betalingstermijn




    De belasting moet betaald worden binnen twee maanden na de verzending van het aanslagbiljet.


    Artikel 15. Bezwaar




    De belastingschuldige of zijn vertegenwoordiger kan bezwaar indienen tegen de belasting bij het college van burgemeester en schepenen.
    Het bezwaarschrift moet schriftelijk worden ingediend, ondertekend en gemotiveerd zijn en op straffe van verval worden ingediend binnen een termijn van 3 maanden te rekenen vanaf de derde kalenderdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet of vanaf de kennisgeving van de aanslag.
    Van het bezwaarschrift wordt binnen de 15 kalenderdagen na de indiening ervan een ontvangstmelding afgegeven.


    Artikel 16. Wetgeving




    De vestiging en invordering van de belasting, evenals de geschillen, worden geregeld overeenkomstig het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van de provincie- en gemeentebelastingen en zijn latere wijzigingen.


    Artikel 17.Bestuurlijk toezicht




    Een kopie van deze beslissing wordt aan de toezichthoudende overheid bezorgd.

  5. 5

    UITTREKSEL UIT HET REGISTER VAN DE BERAADSLAGINGEN VAN DE GEMEENTERAAD.


    Vergadering van 20 december 2021.


    Aanwezig: L. Jacobs, burgemeester-voorzitter; S. Lathouwers, J. Van den Bergh, J. Oerlemans, S. Hoppenbrouwers, M. De Bock, schepenen; K. Vanhees, H. De Schepper, M. Aerts, L. Peeters, D. Van Aert, I. Verhaert, J. Duerloo, S. Van Looveren, C. De Roeve, H. Beyers, D. Beyers, G. Delcroix, L. Van den Keybus, A. Van der Poel, I. Bosmans, S. Devos, S. Van Heybeeck, L. Van Looveren, raadsleden ;
    V. Gabriels, algemeen directeur.


    Verontschuldigd: C. De Rydt, raadslid.


    Goedkeuring van het aangepaste reglement op de activeringsheffing op de onbebouwde kavels in verkavelingen en gronden in woongebied.


    De gemeenteraad, vergaderd in openbare zitting;


    Gelet op het artikel 170, § 4, van de Grondwet;


    Gelet op het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, met latere wijzigingen;


    Gelet op het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017 en latere wijzigingen;


    Gelet op de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (VCRO);


    Gelet op het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen;


    Gelet op het decreet Grond- en Pandenbeleid (DGP) van 27 maart 2009 en latere wijzigingen;


    Overwegende dat het decreet Grond- en Pandenbeleid de gemeenteraad machtigt om een jaarlijkse belasting te heffen op onbebouwde bouwgronden en op kavels in verkavelingen en dit om potentiële woonlocaties vrij te maken en grondspeculatie tegen te gaan;


    Overwegende dat de invoering van een activeringsheffing de gemeente toelaat om de eigenaars van die gronden en kavels aan te sporen om woonlocaties vrij te maken en onbebouwde gronden en onbebouwde kavels te activeren in de gemeente;


    Gelet op het reglement op de activeringsheffing op de onbebouwde kavels in verkavelingen en gronden in woongebied, zoals goedgekeurd door de gemeenteraad in zitting van 16 december 2019;


    Gelet op de briefwisseling van 15 en 16 oktober 2020 vanwege het Agentschap Binnenlands Bestuur – afdeling fiscaliteit over het nazicht van enkele belastings- en retributiereglementen; dat het huidige reglement werd aangepast aan de opmerkingen vanwege de toezichthoudende overheid;


    Gelet op de financiële toestand van de gemeente;


    Overwegende dat de continuïteit bewaard dient te blijven;


    BESLUIT:
    Met 23 ja-stemmen van Inga Verhaert, Sigrid Van Heybeeck, Anita Van der Poel, Gilles Delcroix Jef Duerloo, Stephanie Devos, Koen Vanhees, Hans De Schepper, Monique Aerts, Lies Van den Keybus, Cindy De Roeve, Hanne Beyers, Dieter Beyers, Stefanie Van Looveren, Lea Van Looveren, Wies Peeters, Didier Van Aert, Sandra Hoppenbrouwers, Silke Lathouwers, Jef Van den Bergh, Maarten De Bock, Jan Oerlemans en Lukas Jacobs.
    Met 1 onthouding van Inneke Bosmans.


    Artikel 1.- Definities




    Voor de toepassing van dit reglement wordt verstaan onder:
    1° onbebouwde kavel: een onbebouwd perceel grond dat gelegen is binnen de omschrijving van een goedgekeurde, niet vervallen verkaveling en bestemd is voor woningbouw, en niet zijnde een kavel waarop, op 1 januari van het aanslagjaar waarop de activeringsheffing betrekking heeft, de oprichting van een voor bewoning bestemd gebouw reeds werd aangevat overeenkomstig de stedenbouwkundige hoofdbestemming van het perceel en overeenkomstig een uitvoerbare omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen, en in de loop van het dienstjaar een normale afwerking kent.


    2° onbebouwde bouwgrond: een onbebouwd perceel grond dat volgens de aanduidingen van het geldende gewestplan gelegen is in een woongebied en aan een voldoende uitgeruste weg en dat, al dan niet na samenvoeging met andere percelen of perceelsdelen, in principe bestemd is of bestemd kan worden voor woningbouw, en niet zijnde een bouwgrond waarop, op 1 januari van het aanslagjaar waarop de activeringsheffing betrekking heeft, de oprichting van een voor bewoning bestemd gebouw reeds werd aangevat overeenkomstig de stedenbouwkundige hoofdbestemming van het perceel en overeenkomstig een uitvoerbare omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen, en in de loop van het dienstjaar een normale afwerking kent.


    3° DGP: het decreet grond- en pandenbeleid van 27 maart 2009, van kracht sinds 1 september 2009, met inbegrip van de latere wijzigingen.


    4° VCRO: de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening van 15 mei 2009, van kracht sinds 1 september 2009, met inbegrip van de latere wijzigingen.


    5° voldoende uitgeruste weg: een weg die voldoende is uitgerust is in de zin van artikel 4.3.5, §1 en §2 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening.


    6° voorliggende weg: de weg aan dewelke een onbebouwde kavel of een onbebouwde bouwgrond gelegen is en die voldoende is uitgerust is in de zin van het artikel 4.3.5, §1 en §2 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening.


    Art. 2.- Belastbare grondslag




    Voor de periode ingaande op 1 januari 2021 en eindigend op 31 december 2025 wordt een jaarlijkse activeringsheffing ingevoerd voor de onbebouwde kavels, gelegen in een goedgekeurde en niet vervallen verkaveling, en voor de onbebouwde gronden, gelegen in woongebied langs een voldoende uitgeruste weg.


    Art 3.- Berekening van de belasting




    Het tarief van de activeringsheffing bedraagt € 12,50 per strekkende meter breedte van de onbebouwde kavel of onbebouwde bouwgrond langs de voorliggende weg, evenwel met een minimale heffing van € 125 per onbebouwde kavel of onbebouwde bouwgrond. Elk gedeelte van een meter wordt als volle meter beschouwd.
    Deze bedragen zijn gekoppeld aan de evolutie van de ABEX-index en stemmen overeen met de index van november 2008. Ze worden jaarlijks op 1 januari aangepast aan het ABEX-indexcijfer van de maand november die aan de aanpassing voorafgaat.
    Wanneer een onbebouwde kavel of onbebouwde bouwgrond gelegen is langs meer dan één voorliggende weg, zal als grondslag van de heffing de helft van de som genomen worden van de twee langste zijden van de onbebouwde kavel of onbebouwde bouwgrond langs de respectievelijk voorliggende wegen, de afgeronde of afgesneden hoeken niet inbegrepen. De percelen die in een bocht van 90° liggen van een bestaande weg, moeten in dit verband als hoekpercelen beschouwd worden.


    Art. 4.- Belastingplichtige




    De activeringsheffing is verschuldigd door de natuurlijke persoon of door de rechtspersoon, die op 1 januari van het aanslagjaar:
    • ofwel eigenaar is van de onbebouwde kavel of onbebouwde grond;
    • ofwel erfpachter of opstalhouder is indien er een recht van erfpacht of opstal bestaat, en subsidiair door de eigenaar;
    • ofwel vruchtgebruiker is van de onbebouwde kavel of onbebouwde grond.
    In geval van mede-eigendom, is iedere mede-eigenaar de activeringsheffing verschuldigd à rato van zijn eigendomsaandeel.
    In geval bepaalde mede-eigenaars vrijgesteld zijn van de activeringsheffing wordt deze enkel gevorderd van de niet-vrijgestelde mede-eigenaars à rato van hun eigendomsaandeel in het belaste eigendom.


    Art. 5.- Vrijstellingen-ontheffingen




    Van de activeringsheffing zijn vrijgesteld:
    1° De eigenaars van één enkele onbebouwde kavel of onbebouwde bouwgrond, bij uitsluiting van enig ander onroerend goed in volle eigendom of vruchtgebruik, gelegen in België of het buitenland.
    2° De ouders met kinderen, al dan niet ten laste, beperkt tot één onbebouwde kavel of onbebouwde bouwgrond per kind. Deze vrijstelling wordt toegekend op voorwaarde dat • • het kind op 1 januari van het aanslagjaar voldoet aan beide volgende voorwaarden:
    • het heeft de leeftijd van dertig jaar nog niet bereikt;
    • het heeft nog geen volle drie jaar een onbebouwde kavel of onbebouwde bouwgrond in volle eigendom, alleen of met de persoon met wie het gehuwd is, of wettelijk of feitelijk samenwoont.
    3° De activeringsheffing wordt niet geheven op de onbebouwde kavels en gronden die voldoen aan beide volgende voorwaarden:
    • ze behoren toe aan dezelfde eigenaar als deze van de aanpalende bebouwde kavel of bebouwde bouwgrond;
    • ze vormen met die bebouwde kavel of bebouwde bouwgrond een ononderbroken ruimtelijk geheel.
    Deze vrijstelling geldt slechts voor een straatbreedte van maximaal 30 meter. De straatbreedte van 30 meter wordt berekend als volgt: de breedte van de bebouwde kavel + de breedte van de aanpalende onbebouwde kavel of bouwgrond.


    4° De activeringsheffing wordt niet geheven op onbebouwde kavels en onbebouwde bouwgronden die tijdens het heffingsjaar niet voor bebouwing kunnen worden bestemd:
    a) vanwege hun inrichting als collectieve voorzieningen, met inbegrip van hun aanhorigheden;
    b) vanwege de Pachtwet van 4 november 1969, waarbij het bewijs van de pacht met alle middelen van recht mag worden geleverd;
    c) vanwege hun werkelijke en volledige aanwending voor land- of tuinbouw, gedurende het hele jaar;
    d) vanwege een bouwverbod of enige andere erfdienstbaarheid tot openbaar nut die woningbouw onmogelijk maakt;
    e) vanwege een vreemde oorzaak die de heffingsplichtige niet kan worden toegerekend, zoals de beperkte omvang van de bouwgronden of kavels, of hun ligging, vorm of fysieke toestand.


    5° Een vrijstelling wordt verleend aan de houders van een in laatste administratieve aanleg verleende omgevingsvergunning voor het verkavelen van gronden, en dit gedurende vijf jaren, te rekenen vanaf 1 januari van het jaar dat volgt op de afgifte van de vergunning in laatste administratieve aanleg wanneer de verkaveling werken omvat, of vanaf 1 januari van het jaar dat volgt op het jaar van afgifte van het attest, vermeld in het artikel 4.2.16, §2 VCRO, desgevallend voor die fase van de verkavelingsvergunning waarvoor het attest wordt verleend.


    6° Behoudens de in dit reglement voorziene vrijstellingen zijn hoe dan ook vrijgesteld van de activeringsheffing: de staat, de gemeenschappen, de gewesten, de provincies, de gemeenten en de sociale huisvestingsmaatschappijen.


    Art. 6.- Aangifte




    De belastingplichtigen ontvangen vanwege het gemeentebestuur jaarlijks een aangifteformulier dat door hen, behoorlijk ingevuld en ondertekend, vóór de vermelde vervaldatum moet worden teruggestuurd.
    Wanneer de vervaldatum op een zaterdag, zondag of wettelijke feestdag valt wordt de termijn verlengd tot de eerstvolgende werkdag.
    De belastingplichtige die geen aangifteformulier heeft ontvangen, is er toe gehouden om, uiterlijk op 30 juni van het aanslagjaar, aan het gemeentebestuur de voor de aanslag noodzakelijke gegevens ter beschikking te stellen. Een aangifteformulier is te vinden op de gemeentelijke website.


    Art. 7.- Belastingverhoging




    Bij gebrek aan aangifte binnen de gestelde termijn of in geval van onjuiste, onvolledige of onnauwkeurige aangifte, wordt de activeringsheffing ambtshalve vastgesteld en ingekohierd.
    Voor de belasting ambtshalve wordt vastgesteld, brengt het college van burgemeester en schepenen de belastingplichtige met een aangetekende brief op de hoogte van de motieven waarom ze gebruik maakt van deze procedure, de elementen waarop de activeringsheffing is gebaseerd evenals de wijze van bepaling van deze elementen en het bedrag van de activeringsheffing.
    De belastingplichtige beschikt over een termijn van 30 dagen, te rekenen vanaf de derde werkdag die volgt op de verzending van de kennisgeving, om zijn opmerkingen schriftelijk bij het college van burgemeester en schepenen in te dienen.
    Wanneer voor een aanslagjaar de aangifte alsnog tijdig en correct wordt ingediend naar aanleiding van de verzending van de kennisgeving van ambtshalve vaststelling, wordt geen verhoging toegepast.
    Op de ambtshalve vastgestelde belasting zal een belastingverhoging als volgt worden toegepast én afzonderlijk in het kohier en op het aanslagbiljet worden vermeld:
    - 10 % bij een eerste overtreding;
    - 40%, 70% en 100% bij respectievelijk een tweede, derde en vierde overtreding
    - Vanaf de vijfde opeenvolgende overtreding zal de belastingverhoging 200% van de ambtelijk in te kohieren belasting bedragen.
    Een correcte aangifte gedurende twee opeenvolgende jaren herstelt de goede trouw ten aanzien van de belastingplichtige volledig.


    Art. 8.- Inkohiering




    De belasting wordt ingevorderd door de financieel directeur door middel van een kohier dat vastgesteld en uitvoerbaar verklaard wordt door het college van burgemeester en schepenen.


    Art. 9.- Betalingstermijn




    De belasting moet betaald worden binnen twee maanden na de verzending van het aanslagbiljet.


    Art. 10.- Bezwaar




    De belastingschuldige of zijn vertegenwoordiger kan bezwaar indienen tegen de belasting bij het college van burgemeester en schepenen.
    Het bezwaarschrift moet schriftelijk worden ingediend, ondertekend en gemotiveerd zijn en op straffe van verval worden ingediend binnen een termijn van 3 maanden te rekenen vanaf de derde kalenderdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet of vanaf de kennisgeving van de aanslag.
    Van het bezwaarschrift wordt binnen de 15 kalenderdagen na indiening een ontvangstmelding afgegeven.


    Art. 11.- Wetgeving




    De vestiging en de invordering van de belasting, evenals de geschillen, worden geregeld overeenkomstig het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestigingen, de invordering in de geschillenprocedure van de provincie- en gemeentebelastingen en zijn latere wijzigingen.


    Art. 12.- Bestuurlijk toezicht




    Een kopie van deze beslissing wordt aan de toezichthoudende overheid bezorgd.

  6. 6

    UITTREKSEL UIT HET REGISTER VAN DE BERAADSLAGINGEN VAN DE GEMEENTERAAD.


    Vergadering van 20 december 2021.


    Aanwezig: L. Jacobs, burgemeester-voorzitter; S. Lathouwers, J. Van den Bergh, J. Oerlemans, S. Hoppenbrouwers, M. De Bock, schepenen; K. Vanhees, H. De Schepper, M. Aerts, L. Peeters, D. Van Aert, I. Verhaert, J. Duerloo, S. Van Looveren, C. De Roeve, H. Beyers, D. Beyers, G. Delcroix, L. Van den Keybus, A. Van der Poel, I. Bosmans, S. Devos, S. Van Heybeeck, L. Van Looveren, raadsleden ;
    V. Gabriels, algemeen directeur.


    Verontschuldigd: C. De Rydt, raadslid.


    Goedkeuring van de aangepaste belasting op vertoningen en vermakelijkheden.


    De gemeenteraad, vergaderd in openbare zitting;


    Gelet op het artikel 170, § 4, van de Grondwet;


    Gelet op het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017 en latere wijzigingen;


    Gelet op het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen;


    Gelet op het belastingsreglement op vertoningen en vermakelijkheden, zoals goedgekeurd door de gemeenteraad in zitting van 16 december 2019;


    Gelet op de briefwisseling van 15 en 16 oktober 2020 vanwege het Agentschap Binnenlands Bestuur – afdeling fiscaliteit over het nazicht van enkele belastings- en retributiereglementen; dat het huidige reglement werd aangepast aan de opmerkingen vanwege de toezichthoudende overheid;


    Gelet op de financiële toestand van de gemeente;


    Overwegende dat de continuïteit bewaard dient te blijven;


    BESLUIT:
    Met 23 ja-stemmen van Inga Verhaert, Sigrid Van Heybeeck, Anita Van der Poel, Gilles Delcroix Jef Duerloo, Stephanie Devos, Koen Vanhees, Hans De Schepper, Monique Aerts, Lies Van den Keybus, Cindy De Roeve, Hanne Beyers, Dieter Beyers, Stefanie Van Looveren, Lea Van Looveren, Wies Peeters, Didier Van Aert, Sandra Hoppenbrouwers, Silke Lathouwers, Jef Van den Bergh, Maarten De Bock, Jan Oerlemans en Lukas Jacobs.
    Met 1 onthouding van Inneke Bosmans.


    Artikel 1.- Belastbare grondslag




    Ten bate van de gemeente wordt voor een termijn beginnend vanaf 1 januari 2021 en eindigend op 31 december 2025 een gemeentebelasting gevestigd op vertoningen en vermakelijkheden.


    Art. 2.- Bepaling




    Wie gewoonlijk of bij gelegenheid, op het grondgebied van de gemeente, één van de hierna vermelde openbare vertoningen of vermakelijkheden organiseert, is een speciale belasting verschuldigd onder de hierna vermelde voorwaarden. Zulks geldt eveneens voor de vertoningen en vermakelijkheden in privéclubs of alle andere lokalen wanneer zij direct of indirect aanleiding geven tot enigerlei heffing ongeacht of die betaling daarvan vooraf contant of achteraf geschiedt.


    Art. 3.- Berekening van de belasting




    De belasting wordt vastgesteld als volgt :
    a) circusvoorstellingen: € 125 per voorstelling.
    b) kermisvertoningen en -vermakelijkheden: € 1,25 per lopende meter, per
    dag, waarbij de langste zijde van de vertoning of vermakelijkheid als basis van de belasting wordt genomen.


    Art. 4.- Belastingplichtige




    De belasting is verschuldigd door de organisator en subsidiair door degene, die een heffing verricht ten laste van de personen, die de vertoningen of vermakelijkheden bijwonen of er aan deelnemen. Beiden zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de betaling van de belasting. De bewoner van het gebouw waarin vertoningen of vermakelijkheden georganiseerd worden, is eveneens aansprakelijk voor de betaling der belasting.


    Art. 5.- Aangifte




    De belastingplichtige dient uiterlijk 5 kalenderdagen voor de aanvang van de vertoning of vermakelijkheid bij het gemeentebestuur aangifte te doen van de in artikel 3 bedoelde vertoningen, voorstellingen en vermakelijkheden.


    Art. 6.- Belastingverhoging




    Bij gebrek aan aangifte binnen de gestelde termijn of in geval van onjuiste, onvolledige of onnauwkeurige aangifte, wordt de belasting ambtshalve vastgesteld en ingekohierd.
    In geval van een ambtshalve aanslag wordt de belasting gevestigd op basis van gegevens waarover de gemeente beschikt.
    Voor de belasting ambtshalve wordt vastgesteld, brengt het college van burgemeester en schepenen de belastingplichtige met een aangetekende brief op de hoogte van de motieven waarom ze gebruik maakt van deze procedure, de elementen waarop de belasting is gebaseerd evenals de wijze van bepaling van die elementen en het bedrag van de belasting.
    De belastingplichtige beschikt over een termijn van 30 dagen volgend op de verzending van die kennisgeving om zijn opmerkingen schriftelijk voor te dragen.
    De ambtshalve ingekohierde belasting wordt verhoogd met een bedrag gelijk aan de verschuldigde belasting, en ingeval van herhaling, aan het dubbele van de verschuldigde belasting.


    Art. 7. - Inkohiering




    De belasting wordt ingevorderd door de financieel directeur door middel van een kohier dat vastgesteld en uitvoerbaar verklaard wordt door het college van burgemeester en schepenen.


    Art. 8.- Betalingstermijn
    De belasting moet betaald worden binnen twee maanden na de verzending van het aanslagbiljet.


    Art. 9.- Bezwaar




    De belastingschuldige of zijn vertegenwoordiger kan bezwaar indienen tegen de belasting bij het college van burgemeester en schepenen.
    Het bezwaarschrift moet schriftelijk worden ingediend, ondertekend en gemotiveerd zijn en op straffe van verval worden ingediend binnen een termijn van 3 maanden te rekenen vanaf de derde kalenderdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet of vanaf de kennisgeving van de aanslag.
    Van het bezwaarschrift wordt binnen de 15 kalenderdagen na indiening een ontvangstmelding afgegeven.


    Art. 10.- Wetgeving




    De vestiging en invordering van de belasting, evenals de geschillen, worden geregeld overeenkomstig het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van de provincie- en gemeentebelastingen en zijn latere wijzigingen.


    Art. 11.- Bestuurlijk toezicht




    Een kopie van deze beslissing wordt aan de toezichthoudende overheid bezorgd.

  7. 7

    UITTREKSEL UIT HET REGISTER VAN DE BERAADSLAGINGEN VAN DE GEMEENTERAAD.


    Vergadering van 20 december 2021.


    Aanwezig: L. Jacobs, burgemeester-voorzitter; S. Lathouwers, J. Van den Bergh, J. Oerlemans, S. Hoppenbrouwers, M. De Bock, schepenen; K. Vanhees, H. De Schepper, M. Aerts, L. Peeters, D. Van Aert, I. Verhaert, J. Duerloo, S. Van Looveren, C. De Roeve, H. Beyers, D. Beyers, G. Delcroix, L. Van den Keybus, A. Van der Poel, I. Bosmans, S. Devos, S. Van Heybeeck, L. Van Looveren, raadsleden ;
    V. Gabriels, algemeen directeur.


    Verontschuldigd: C. De Rydt, raadslid.


    Goedkeuring van de aangepaste belasting op de ambulante handel.


    De gemeenteraad, vergaderd in openbare zitting;


    Gelet op het artikel 170, § 4, van de Grondwet;


    Gelet op het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017;


    Gelet op de wet van 25 juni 1993 en latere wijzigingen betreffende de uitoefening en de organisatie van ambulante en kermisactiviteiten;


    Gelet op het Koninklijk besluit van 24 september 2006 betreffende de uitoefening en de organisatie van ambulante activiteiten; en latere wijzigingen;


    Gelet op het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen;


    Gelet op het belastingsreglement op de ambulante handel, zoals goedgekeurd door de gemeenteraad in zitting van 16 december 2019;


    Gelet op de briefwisseling van 15 en 16 oktober 2020 vanwege het Agentschap Binnenlands Bestuur – afdeling fiscaliteit over het nazicht van enkele belastings- en retributiereglementen; dat het huidige reglement werd aangepast aan de opmerkingen vanwege de toezichthoudende overheid;


    Gelet op de financiële toestand van de gemeente;


    Overwegende dat de continuïteit bewaard dient te blijven;


    BESLUIT:
    Met 23 ja-stemmen van Inga Verhaert, Sigrid Van Heybeeck, Anita Van der Poel, Gilles Delcroix Jef Duerloo, Stephanie Devos, Koen Vanhees, Hans De Schepper, Monique Aerts, Lies Van den Keybus, Cindy De Roeve, Hanne Beyers, Dieter Beyers, Stefanie Van Looveren, Lea Van Looveren, Wies Peeters, Didier Van Aert, Sandra Hoppenbrouwers, Silke Lathouwers, Jef Van den Bergh, Maarten De Bock, Jan Oerlemans en Lukas Jacobs.
    Met 1 onthouding van Inneke Bosmans.


    Artikel 1.- Belastbare grondslag




    Er wordt voor een termijn, beginnend op 1 januari 2022 en eindigend op 31 december 2025 een belasting geheven op de ambulante handel op de openbare weg van Kalmthout. De belasting is verschuldigd door de personen of instellingen, bedoeld bij het artikel 3 van de wet van 25 juni 1993 en haar latere wijzigingen, houdende reglementering van de ambulante handel.


    Art. 2.- Berekening van de belasting




    Het bedrag van de belasting wordt vastgesteld als volgt:
    • € 5 per dag,
    • € 75 per maand,
    • € 150 per kwartaal.


    Art. 3.- Aangifteplicht




    De belastingplichtige is gehouden, minstens vierentwintig uur bij voorbaat, aan het gemeentebestuur de voor de aanslag noodzakelijke gegevens ter beschikking te stellen.


    Art. 4.- Belastingverhoging




    Bij gebrek aan aangifte binnen de in het artikel 3 gestelde termijn of bij onjuiste, onvolledige of onnauwkeurige aangifte kan de belastingplichtige ambtshalve worden belast.
    In geval van een ambtshalve aanslag wordt de belasting gevestigd op basis van gegevens waarover de gemeente beschikt.
    Voor de belasting ambtshalve wordt gevestigd, brengt het college van burgemeester en schepenen de belastingplichtige met een aangetekende brief op de hoogte van de redenen waarom ze gebruik maakt van deze procedure, de elementen waarop de belasting is gebaseerd evenals de wijze van bepaling van die elementen en het bedrag van de belasting.
    De belastingplichtige beschikt over een termijn van dertig dagen volgend op de verzending van die kennisgeving om zijn opmerkingen schriftelijk voor te dragen.
    De ambtshalve ingekohierde belasting wordt verhoogd met een bedrag gelijk aan de verschuldigde belasting, en ingeval van herhaling, aan het dubbele van de verschuldigde belasting.


    Art. 5.- Inkohiering




    De belasting wordt ingevorderd door de financieel directeur door middel van een kohier dat vastgesteld en uitvoerbaar verklaard wordt door het college van burgemeester en schepenen.


    Art. 6.- Betalingstermijn




    De belasting moet betaald worden binnen twee maanden na de verzending van het aanslagbiljet.


    Art. 7 – Bezwaar




    De belastingschuldige of zijn vertegenwoordiger kan bezwaar indienen tegen de belasting bij het college van burgemeester en schepenen.
    Het bezwaarschrift met schriftelijk worden ingediend, ondertekend en gemotiveerd zijn en op straffe van verval worden ingediend binnen een termijn van 3 maanden te rekenen vanaf de derde kalenderdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet of vanaf de kennisgeving van de aanslag.
    Van het bezwaarschrift wordt binnen de 15 kalenderdagen na indiening een ontvangstmelding afgegeven.


    Art. 8.- Wetgeving




    De vestiging en invordering van de belasting, evenals de geschillen worden geregeld overeenkomstig het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van de provincie- en gemeentebelastingen en zijn latere wijzigingen.


    Art. 9.- Bestuurlijk toezicht




    Een kopie van deze beslissing wordt aan de toezichthoudende overheid bezorgd.

  8. 8

    UITTREKSEL UIT HET REGISTER VAN DE BERAADSLAGINGEN VAN DE GEMEENTERAAD.


    Vergadering van 20 december 2021.


    Aanwezig: L. Jacobs, burgemeester-voorzitter; S. Lathouwers, J. Van den Bergh, J. Oerlemans, S. Hoppenbrouwers, M. De Bock, schepenen; K. Vanhees, H. De Schepper, M. Aerts, L. Peeters, D. Van Aert, I. Verhaert, J. Duerloo, S. Van Looveren, C. De Roeve, H. Beyers, D. Beyers, G. Delcroix, L. Van den Keybus, A. Van der Poel, I. Bosmans, S. Devos, S. Van Heybeeck, L. Van Looveren, raadsleden ;
    V. Gabriels, algemeen directeur.


    Verontschuldigd: C. De Rydt, raadslid.


    Goedkeuring van de aangepaste directe belasting op de tweede verblijven.


    De gemeenteraad, vergaderd in openbare zitting;


    Gelet op het artikel 170, § 4, van de Grondwet;


    Gelet op het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017 en latere wijzigingen;


    Gelet op het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen;


    Gelet op de directe belasting op de tweede verblijven, zoals goedgekeurd door de gemeenteraad in zitting van 16 december 2019;


    Gelet op de briefwisseling van 15 en 16 oktober 2020 vanwege het Agentschap Binnenlands Bestuur – afdeling fiscaliteit over het nazicht van enkele belastings- en retributiereglementen; dat het huidige reglement werd aangepast aan de opmerkingen vanwege de toezichthoudende overheid;


    Gelet op de financiële toestand van de gemeente;


    Overwegende dat de continuïteit bewaard dient te blijven;


    BESLUIT:
    Met 23 ja-stemmen van Inga Verhaert, Sigrid Van Heybeeck, Anita Van der Poel, Gilles Delcroix Jef Duerloo, Stephanie Devos, Koen Vanhees, Hans De Schepper, Monique Aerts, Lies Van den Keybus, Cindy De Roeve, Hanne Beyers, Dieter Beyers, Stefanie Van Looveren, Lea Van Looveren, Wies Peeters, Didier Van Aert, Sandra Hoppenbrouwers, Silke Lathouwers, Jef Van den Bergh, Maarten De Bock, Jan Oerlemans en Lukas Jacobs.
    Met 1 onthouding van Inneke Bosmans.


    Artikel 1.- Belastbare grondslag




    Er wordt met ingang van 1 januari 2021 voor een termijn eindigend op 31 december 2025 een directe en jaarlijkse gemeentebelasting gevestigd op de tweede verblijven.


    Art. 2.- Definitie




    Als tweede verblijf wordt beschouwd elke woongelegenheid waarvan degene die er kan verblijven, voor deze woongelegenheid niet ingeschreven is in de bevolkingsregisters, ongeacht het feit of het gaat om landhuizen, bungalows, appartementen, grote of kleine weekendhuizen of buitengoederen, optrekjes, chalets en alle andere vaste woongelegenheden, met inbegrip van de met chalets gelijkgestelde caravans.
    Als tweede verblijf worden niet beschouwd:
    • het lokaal uitsluitend bestemd voor het uitoefenen van een beroepsactiviteit;
    • de tenten en woonaanhangwagens;
    • verplaatsbare caravans, tenzij deze tenminste zes maanden van het belastingsjaar opgesteld blijven om als woongelegenheid aangewend te worden;
    • de leegstaande woongelegenheden waarvan het bewijs voorgelegd wordt dat zij in de loop van het aan het belastingsjaar voorafgaande kalenderjaar niet als tweede verblijf werd aangewend.


    Art. 3.- Belastingplichtige




    De belasting is verschuldigd door de natuurlijke persoon of rechtspersonen die eigenaar is van het tweede verblijf.
    De belasting is ondeelbaar en voor het ganse belastingjaar verschuldigd door de eigenaar op 1 januari van het belastingjaar.


    Art. 4.- Tarief van de belasting




    De belasting wordt vastgesteld op € 500 per tweede verblijf.


    Art. 5. - Aangifte




    Het gemeentebestuur ontvangt van de betrokkenen een getekende verklaring volgens het model en binnen de termijn vastgesteld door het bestuur. De betrokkenen die geen formulier zouden ontvangen hebben, zijn niettemin verplicht spontaan aan het gemeentebestuur de elementen te verstrekken die nodig zijn voor de toepassing van de belasting, en dit ten laatste een maand na de aanwending als tweede verblijf, de eigendomsverwerving of de ingebruikname. Een aangifteformulier is te vinden op de gemeentelijke website. De aangifte blijft geldig tot herroeping ervan door de belastingplichtige.


    Art. 6. – Ambtshalve vaststelling




    Bij gebrek aan een aangifte of bij onvolledige, onjuiste of onnauwkeurige aangifte wordt de belasting ambtshalve vastgesteld en ingekohierd.
    Voor de belasting ambtshalve wordt vastgesteld, brengt het college van burgemeester en schepenen de belastingplichtige met een aangetekende bief op de hoogte van de motieven om waarom ze gebruik maakt van deze procedure, de elementen waarop de aanslag is gebaseerd evenals de wijze van bepaling van deze elementen en het bedrag van de belasting.
    De belastingplichtige beschikt over een termijn van 30 dagen volgend op de verzending van die kennisgeving om zijn opmerkingen schriftelijk voor te dragen.


    Art. 7. - Inkohiering




    De belasting wordt ingevorderd door de financieel directeur door middel van een kohier dat vastgesteld en uitvoerbaar verklaard wordt door het college van burgemeester en schepenen.


    Art. 8.- Betalingstermijn




    De belasting moet betaald worden binnen twee maanden na de verzending van het aanslagbiljet.


    Art. 9. – Bezwaar
    De belastingschuldige of zijn vertegenwoordiger kan bezwaar indienen tegen de belasting bij het college van burgemeester en schepenen.
    Het bezwaarschrift moet schriftelijk worden ingediend, ondertekend en gemotiveerd zijn en op straffe van verval worden ingediend binnen een termijn van 3 maanden te rekenen vanaf de derde kalenderdag volgend op de daum van verzending van het aanslagbiljet of vanaf de kennisgeving van de aanslag.


    Art. 10. - Wetgeving




    De vestiging en invordering van de belasting, evenals de geschillen, worden geregeld overeenkomstig het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van de provincie- en gemeentebelastingen en zijn latere wijzigingen.


    Art. 11. – Bestuurlijk toezicht




    Een kopie van deze beslissing wordt aan de toezichthoudende overheid bezorgd.

  9. 9

    UITTREKSEL UIT HET REGISTER VAN DE BERAADSLAGINGEN VAN DE GEMEENTERAAD.


    Vergadering van 20 december 2021.


    Aanwezig: L. Jacobs, burgemeester-voorzitter; S. Lathouwers, J. Van den Bergh, J. Oerlemans, S. Hoppenbrouwers, M. De Bock, schepenen; K. Vanhees, H. De Schepper, M. Aerts, L. Peeters, D. Van Aert, I. Verhaert, J. Duerloo, S. Van Looveren, C. De Roeve, H. Beyers, D. Beyers, G. Delcroix, L. Van den Keybus, A. Van der Poel, I. Bosmans, S. Devos, S. Van Heybeeck, L. Van Looveren, raadsleden ;
    V. Gabriels, algemeen directeur.


    Verontschuldigd: C. De Rydt, raadslid.


    Goedkeuring van het aangepaste belastingsreglement op de nacht-winkels en de private bureaus voor telecommunicatie.




    De gemeenteraad, vergaderd in openbare zitting;


    Gelet op het decreet lokaal bestuur van 22 december 2017 en latere wijzigingen;


    Gelet op het decreet van 30 mei 2008 en latere wijzigingen betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenprocedure van provincie- en gemeentebelastingen;


    Gelet op de wet van 10 november 2006 betreffende de openingsuren in handel, ambacht en dienstverlening en latere wijzigingen;


    Overwegende dat zich op het grondgebied van de gemeente een aantal nachtwinkels bevinden;


    Overwegende dat de activiteiten van genoemde zaken fundamenteel verschillen van deze van de gewone kleinhandel: de openingsuren situeren zich enerzijds grotendeels tijdens de nachtrust van de meeste omwonenden en anderzijds wordt ook een enigszins ander publiek aangetrokken;


    Overwegende dat deze situatie kan leiden en al geleid heeft tot grotere inspanningen vanwege de gemeente, onder andere wat betreft de inzet van de lokale politie voor handhaving van de openbare rust en de verkeersveiligheid en van de gemeentediensten die instaan voor de openbare netheid;


    Overwegende dat de minister meent dat deze belastingen aanvaardbaar zijn voor zover het tarief niet meer bedraagt dan € 6.000 voor de openingstaks en € 1.500 voor de jaarlijkse belasting;


    Overwegende dat er zich op deze moment nog geen private bureaus voor telecommunicatie bevinden op het grondgebied van de gemeente Kalmthout;


    Gelet op het belastingsreglement op de nachtwinkels en de private bureaus voor telecommunicatie, zoals goedgekeurd door de gemeenteraad in zitting van 16 december 2019;


    Gelet op de briefwisseling van 15 en 16 oktober 2020 vanwege het Agentschap Binnenlands Bestuur – afdeling fiscaliteit over het nazicht van enkele belastings- en retributiereglementen; dat het huidige reglement werd aangepast aan de opmerkingen vanwege de toezichthoudende overheid;


    Overwegende dat de financiële toestand van de gemeente de heffing vergt van alle rendabele belastingen;


    BESLUIT:
    Met 21 ja-stemmen van Inga Verhaert, Sigrid Van Heybeeck, Anita Van der Poel, Gilles Delcroix Jef Duerloo, Stephanie Devos, Koen Vanhees, Lies Van den Keybus, Cindy De Roeve, Hanne Beyers, Dieter Beyers, Stefanie Van Looveren, Lea Van Looveren, Wies Peeters, Didier Van Aert, Sandra Hoppenbrouwers, Silke Lathouwers, Jef Van den Bergh, Maarten De Bock, Jan Oerlemans en Lukas Jacobs.
    Met 2 neen-stemmen van Hans De Schepper en Monique Aerts.
    Met 1 onthouding van Inneke Bosmans.


    Enig artikel:-


    De gemeenteraad keurt het belastingsreglement op de nachtwinkels en private bureaus voor telecommunicatie goed. Dit reglement gaat hierbij integraal als bijlage.
    “Belasting op nachtwinkels en private bureaus voor telecommunicatie.


    Artikel 1.- Definitie




    Voor de toepassing van het reglement, moet er onder nachtwinkels verstaan worden, elke winkel die in algemene voedingswaren en huishoudartikelen handelt zoals bedoeld in artikel 2 paragraaf 9 van de wet van 10 november 2006 betreffende de openingsuren in handel, ambacht en dienstverlening en tussen 18.00 uur en 7.00 uur open is, ongeacht of alle verplichtingen en beperkingen voortvloeiend uit die wet door de nachtwinkel gerespecteerd zijn.
    Onder privaat bureau voor telecommunicatie moet worden verstaan iedere voor het publiek toegankelijke vestigingseenheid voor het verlenen van telecommunicatiediensten.


    Art. 2. - Belastbare grondslag




    Met ingang van 1 januari 2021 voor een termijn eindigend op 31 december 2025, wordt er een openingsbelasting geheven op nachtwinkels en private bureaus voor telecommunicatie gelegen op het grondgebied van Kalmthout.


    Art. 3. - Overgangsmaatregel




    Nachtwinkels en private bureaus voor telecommunicatie gelegen op het grondgebied van Kalmthout die hun activiteit startten vóór goedkeuring van dit reglement zijn vrijgesteld van de openingsbelasting.


    Art. 4. - Bedrag




    De openingsbelasting is een éénmalige belasting vastgesteld op € 6000 en verschuldigd bij elke opening van een nieuwe handelsactiviteit van een nachtwinkel of private bureau voor telecommunicatie zoals gedefinieerd in het artikel 1 van dit reglement. Elke wijziging van uitbating is gelijkgesteld met een nieuwe handelsactiviteit.
    De openingsbelasting is ondeelbaar. Zij is verschuldigd voor het ganse jaar, welke ook de aanvangs- of de stopzettingsdatum van de economische activiteit of de wijziging van uitbating in het jaar is. Er wordt geen enkele korting of teruggave van de belasting gedaan om welke reden dan ook.


    Art. 5. - Belastingschuldige




    De belasting is solidair en ondeelbaar verschuldigd door de eigenaar van de handelszaak, de uitbater ervan en de eigenaar van het pand waar de economische activiteit gehouden wordt.


    Art. 6. - Aangifte




    De eigenaar van de handelszaak en de uitbater ervan zijn ertoe gehouden voorafgaandelijk aan elke economische activiteit aangifte hiervan te doen bij het gemeentebestuur. Ze zijn verplicht alle nodige documenten en vergunningen voor te leggen op eerste verzoek van het gemeentebestuur. Ze worden eraan gehouden de eventuele controle van hun verklaring mogelijk te maken.
    Teneinde de belasting te heffen, stuurt het gemeentebestuur naar alle nachtwinkels in uitbating een aangifteformulier dat binnen de door het gemeentebestuur vastgestelde periode behoorlijk dient ingevuld, ondertekend en teruggestuurd te worden.
    Bij gebreke van aangifte of bij onvolledigheid hiervan wordt van ambtswege een belasting geheven op basis van de elementen waarover het gemeentebestuur beschikt.


    Art. 7. - Wijziging of stopzetting




    Elke wijziging of stopzetting van een economische activiteit dient onder verantwoordelijkheid van de belastingplichtigen onmiddellijk en per aangetekend schrijven te worden meegedeeld aan het gemeentebestuur.


    Art. 8. - Inkohiering




    De belasting wordt ingevorderd door de financieel directeur door middel van een kohier dat vastgesteld en uitvoerbaar verklaard wordt door het college van burgemeester en schepenen.


    Art. 9. - Betalingstermijn




    De belasting moet betaamd worden binnen de twee maanden na de verzending van het aanslagbiljet.


    Art. 10. - Bezwaar




    De belastingschuldige of zijn vertegenwoordiger kan bezwaar indienen tegen de belasting bij het college van burgemeester en schepenen.
    Het bezwaar moet schriftelijk worden ingediend, ondertekend en gemotiveerd zijn en op straffe van verval worden ingediend binnen de 3 maanden te rekenen vanaf de derde kalenderdag volgend op de datum van verzending van het aanslagbiljet of vanaf de kennisgeving van de aanslag.
    Het bezwaar wordt gedateerd en ondertekend door de eiser of zijn vertegenwoordiger en vermeldt:
    – de naam, de hoedanigheid, het adres of de zetel van de belastingplichtige;
    – het voorwerp van het bezwaarschrift en een motivering (een opgave van de feiten en middelen).”
    Van het bezwaarschrift wordt binnen de 15 kalenderdagen na indiening een ontvangstmelding afgegeven.


    Art. 11. - Geschillen




    De vestiging en de invordering van de belasting, evenals de geschillen, worden geregeld overeenkomstig het decreet van 30 mei 2008 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillenbeslechting van provincie- en gemeentebelastingen en zijn latere wijzigingen.


    Art. 12. - Bestuurlijk Toezicht




    Een kopie van deze beslissing wordt aan de toezichthoudende overheid bezorgd.