Publiek - reglementen raad voor maatschappelijk welzijn
maandag 15 december 2025
- Locatie
Zonnedauw
- Voorzitter
- Lukas Jacobs
- Toelichting
-
RPR art. 60
Publicatiedatum = 16-12-2025
Agendapunten
-
1
Algemene bepalingen
Toepassingsgebied
Artikel 1
Deze rechtspositieregeling is van toepassing op het cliënteel van het OCMW dat met toepassing van artikel 60 §7, van de organieke wet betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn van 8 juli 1976, tijdelijk tewerkgesteld wordt in een betrekking bij het OCMW of ter beschikking gesteld wordt van een derde-gebruiker.
Definities
Artikel 2
Voor de toepassing van deze rechtspositieregeling wordt verstaan onder:
1. OCMW: het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn.
2. OCMW-wet: de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de .openbare centra voor maatschappelijk welzijn.
3. DLB: Decreet Lokaal Bestuur van 22 december 2017.
4. BVR RPR: het besluit van de Vlaamse Regering van 20 januari 2023 tot vaststelling van de minimale voorwaarden van de rechtspositieregeling van het personeel van lokale en provinciale besturen.
5. De cliënt: de cliënt van het OCMW tewerkgesteld in het kader van artikel 60 §7 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn.
6. De raad: de raad voor maatschappelijk welzijn voor het OCMW.
7. De aanstellende overheid: het orgaan of het personeelslid dat bevoegd is voor de aanstelling, de disciplinaire sancties en het ontslag van de art. 60’er, namelijk het vast bureau.
8. Het uitvoerend orgaan: het vast bureau.
9. Sociale tewerkstelling : de tewerkstelling van een cliënt van het OCMW in het kader van artikel 60 §7 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn.
10. De werkgever: het OCMW dat de cliënt zelf tewerkstelt of ter beschikking stelt van een derde in het kader van artikel 60 §7 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn.
11. De derde-gebruiker: de entiteit aan wie de cliënt door het OCMW ter beschikking gesteld wordt in het kader van artikel 60 §7 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maartschappelijk welzijn.
12. Functiebeschrijving: de weergave van de functie-inhoud en van het functieprofiel.
13. Fiets: rijwielen of speed pedelecs (als vermeld in artikel 2.15.1 en 2.17,3), van het K.B. van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg.
14. Afgevlakte gezondheidsindex: het prijsindexcijfer, vermeld in artikel 2, §2, van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van `s lands concurrentievermogen, dat wordt berekend en toegepast conform artikel 2 tot en met 2quater van het voormelde besluit.
15. Salaris: het brutosalaris, uitgedrukt in euro, op jaarbasis tegen 100% en gekoppeld aan het spilindexcijfer 138,01.
16. GGMMI: het gemiddeld gewaarborgd minimum maandinkomen.
17. Schriftelijk:
a. Een aangetekende brief.
b. Een brief die afgegeven wordt tegen ontvangstbewijs.
c. Een elektronische melding van gegevens die voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 1.5 van het Burgerlijk Wetboek, en die een bewijs oplevert van die melding, van het tijdstip waarop ze is verricht en van de authenticiteit en de integriteit van de verwerkte gegevens.
18. Sociale voordelen: alle voordelen in natura of in geld die de besturen aan de personeelsleden toekennen, binnen de grenzen van de geldende fiscale wetgeving en sociale zekerheidsregels die daarop van toepassing zijn.
19. Toelage: een geldelijk voordeel dat personeelsleden ontvangen voor prestaties die ze hebben geleverd.
20. Vergoeding: een geldelijke tegemoetkoming om de kosten te compenseren die de cliënt werkelijk maakt.
21. Voltijds: prestaties gedurende achtendertig uur per week.
22. Werkdag: elke dag waarop de cliënt mogelijk werkt volgens het vastgestelde uurrooster.
Beslissing tot tewerkstelling
Artikel 3
§1. Iedereen die aan de algemene voorwaarden
Voor jongeren die geen 25 jaar oud zijn, is deze vorm van sociale tewerkstelling de enige waarin het recht op maatschappelijke integratie kan worden toegekend, behalve indien zij wegens gezondheids- of billijkheidsredenen niet kunnen werken.
§2. De sociale tewerkstelling in het kader van artikel 60 §7 OCMW-wet is een vorm van toekenning van maatschappelijke integratie. De sociale tewerkstelling wordt, hetzij op initiatief van het OCMW, hetzij op aanvraag van de belanghebbende of van ieder persoon die hij hiervoor schriftelijk heeft aangewezen, toegekend of herzien door het OCMW.
Artikel 4
§1. Met het oog op de sociale tewerkstelling verricht de maatschappelijk werker van het OCMW een sociaal onderzoek. De aanvrager is ertoe gehouden elke voor het onderzoek nuttige inlichting en machtiging te geven.
§2. De in §1 bedoelde inlichtingen worden onderzocht en opgenomen in het verslag van het sociaal onderzoek, dat de volgende gegevens bevat:
- Alle inlichtingen betreffende de identiteit en de materiële en sociale toestand van de betrokkene, alsook van iedere persoon met wie hij samenwoont.
- De aangifte van bestaansmiddelen.
- De vermelding of voor betrokkene reeds toepassing werd gemaakt van:
o Een sociale inschakeling of tewerkstelling.
o Een verhoging van het leefloon toegekend aan rechthebbenden die de hoedanigheid van dakloze verliezen door een woonst te betrekken die hem als hoofdverblijfplaats dient.
o Een vrijstelling van de netto-inkomsten verworven uit een tewerkstelling of een beroepsopleiding.
- De door de aanvrager aan het OCMW gegeven machtiging om alle inlichtingen en verklaringen na te zien bij financiële instellingen, instellingen van sociale zekerheid en bij de
§3. Op vraag van het OCMW, wanneer de informatie niet kan worden bekomen bij de Belgische openbare administratie en ze nodig is voor het onderzoek van het dossier, moet de aanvrager een officieel attest betreffende zijn onroerend vermogen bezorgen.
§4. Het OCMW kan aan de ambtenaren van de Mechanografische Dienst van de Administratie der Directe Belastingen en aan de ontvanger der registratie en domeinen vragen de inlichtingen te verschaffen in verband met de bestaansmiddelen en het patrimonium van de betrokken persoon en van de samenwonende persoon.
§5. De aanvrager die vrijwilligerswerk wil doen overeenkomstig de wet van 3 juli 2005 betreffende de rechten van vrijwilligers moet het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn daarover vooraf inlichten.
Artikel 5
De aanvrager moet tijdens het onderzoek schriftelijk worden ingelicht over de mogelijkheid die hij heeft gehoord te worden vooraleer een beslissing genomen wordt. De betrokkene wordt in voorkomend geval gehoord door het vast bureau. Hij kan zich tijdens de hoorzitting laten bijstaan of vertegenwoordigen door een persoon naar keuze.
Artikel 6
§1.De beslissing van het OCMW waarbij de aanvrager tewerkgesteld wordt in het kader van artikel 60 §7 OCMW-wet wordt binnen de dertig dagen na ontvangst van de aanvraag of na de overzending van de aanvraag vanuit een ander OCMW genomen door het vast bureau.
§2. De beslissing moet schriftelijk worden genomen en met redenen omkleed worden. Deze motivering moet afdoende zijn en moet zowel betrekking hebben op de juridische als op de feitelijke elementen die aan de beslissing ten gronde liggen.
§3. De beslissing moet bovendien volgende vermeldingen bevatten:
- De mogelijkheid om bij de bevoegde rechtbank een beroep in te stellen.
- Het adres van de bevoegde rechtbank.
- De termijn om een beroep in te stellen en de wijze waarop dit moet gebeuren.
- De inhoud van de artikelen 728 en 1017 van het Gerechtelijk Wetboek.
- De refertes van het dossier en van de dienst en de maatschappelijk werker die het dossier beheert.
- De mogelijkheid om opheldering te verkrijgen omtrent de beslissing bij de dienst die het dossier beheert.
- Het feit dat het instellen van een beroep bij de arbeidsrechtbank de uitvoering van de beslissing niet schorst.
- In voorkomend geval, de periodiciteit van de betaling.
Bij ontstentenis van één van bovengenoemde vermeldingen, gaat de termijn om een beroep in te stellen tegen deze beslissing niet in.
§4. De beslissing wordt binnen acht dagen bij aangetekende zending of tegen ontvangstbewijs betekend aan de betrokkene. De datum van de poststempel of van het ontvangstbewijs is doorslaggevend.
§5. Elke beslissing tot toekenning, weigering of herziening van het recht op maatschappelijke integratie in de vorm van een leefloon, een tewerkstelling of een geïndividualiseerd project voor maatschappelijke integratie, wordt medegedeeld aan de minister, binnen acht dagen volgend op het einde van de maand waarin deze beslissing werd genomen.
Plaats van tewerkstelling
Artikel 7
De cliënt kan zowel tewerkgesteld worden bij de diensten van het OCMW, als ter beschikking gesteld worden van een derde - gebruiker.
Artikel 8
De cliënt kan bij volgende derde-gebruikers worden tewerkgesteld:
- Gemeenten.
- Andere OCMW’s.
- Verenigingen zonder winstoogmerk.
- Vennootschappen met een sociaal oogmerk zoals bedoeld in artikel 164 bis van de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen.
- Een vereniging waarvan sprake in deel 3 (Deelname in rechtspersonen en samenwerking), titel 3 (De intergemeentelijke samenwerking) van het DLB.
- Een openbaar ziekenhuis.
- De initiatieven die door de minister bevoegd voor sociale economie zijn erkend.
- De partners die met het OCMW een overeenkomst hebben gesloten op basis van de OCMW-wet.
Algemene voorwaarden
Artikel 9
Om recht te hebben op tewerkstelling overeenkomstig artikel 60 §7 van de organieke wet van 8 juli 1976, door middel van een arbeidsovereenkomst, dient betrokkene tegelijkertijd aan volgende voorwaarden te voldoen:
- Zijn werkelijke verblijfplaats in België hebben:
o Betrokkene voldoet aan deze voorwaarde indien hij gewoonlijk en bestendig in België verblijft, zelfs als hij niet over een woonst beschikt of niet is ingeschreven in het bevolkingsregister, voor zover hij op het grondgebied van België mag verblijven.
- Meerderjarig zijn of hiermee gelijkgesteld zijn:
o Met een meerderjarige persoon wordt gelijkgesteld de minderjarige persoon die hetzij ontvoogd is door huwelijk, hetzij één of meerdere kinderen ten laste heeft, hetzij bewijst zwanger te zijn.
- Behoren tot één van de volgende categorieën van personen:
o Hetzij de Belgische nationaliteit bezitten.
o Hetzij als burger van de Europese Unie, of als lid van zijn familie die hem begeleidt of zich bij hem voegt, genieten van een verblijfsrecht voor meer dan drie maanden, overeenkomstig de bepalingen van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.
o Hetzij als vreemdeling ingeschreven zijn in het bevolkingsregister.
o Hetzij staatloos zijn en onder de toepassing vallen van het Verdrag betreffende de status van staatlozen, ondertekend te New York op 28 september 1954 en goedgekeurd bij de wet van 12 mei 1960.
o Hetzij vluchteling zijn in de zin van artikel 49 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.
- Niet over toereikende bestaansmiddelen beschikken, noch er aanspraak kunnen op maken, noch in staat zijn deze hetzij door eigen inspanningen, hetzij op een andere manier te verwerven.
- Werkbereid zijn, tenzij dit om gezondheids- of billijkheidsredenen niet mogelijk is.
- Zijn rechten laten gelden op uitkeringen die hij kan genieten krachtens de Belgische of buitenlandse sociale wetgeving.
- Een gedrag vertonen dat in overeenstemming is met de eisen van de functie:
o Het passend gedrag wordt getoetst aan de hand van een uittreksel uit het strafregister. Als daarop een ongunstige vermelding voorkomt, mag betrokkene daarover een schriftelijke toelichting voorleggen.
- Medisch geschikt zijn voor de uit te oefenen functie, in overeenstemming met de wetgeving betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk.
Indien het OCMW het nodig acht, kan het de aanvrager die gezondheidsredenen inroept, al dan niet gestaafd door een medisch attest van de behandelende geneesheer, onderwerpen aan een medisch onderzoek door een door het OCMW gemachtigde en betaalde geneesheer.
In dit geval biedt betrokkene zich desgevraagd bij de door het OCMW aangeduide geneesheer aan, behoudens wanneer zijn gezondheidstoestand dit niet toelaat. De eventuele reiskosten zijn ten laste van het OCMW.
De geneesheer gaat na of gezondheidsredenen door de betrokkene kunnen worden ingeroepen. Alle andere vaststellingen vallen onder het beroepsgeheim.
Artikel 10
Onverminderd de voorwaarden opgenomen in voorgaand artikel, kan de betrokkene verplicht worden dat hij in voorkomend geval zijn rechten laat gelden op onderhoudsgeld vanwege de (ex-) echtgenoot, de ascendenten of descendenten in de eerste graad, de adoptant of de geadopteerde.
Sluiten van een overeenkomst
Artikel 11
§1. Het OCMW sluit een arbeidsovereenkomst af met de cliënt. De wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten is van toepassing.
§2.Bij de terbeschikkingstelling aan een derde-gebruiker wordt een samenwerkingsovereenkomst gesloten tussen het OCMW en de derde-gebruiker.
§3.De arbeidsvoorwaarden – waaronder de arbeidsplaats, de arbeidsduur, het loon – een kopie van de arbeidsovereenkomst en de duur van de terbeschikkingstelling moeten schriftelijk worden vastgesteld en ondertekend door het OCMW, de derde-gebruiker en de cliënt. Het document – de terbeschikkingstellingsovereenkomst - moet opgemaakt zijn vóór het begin van de terbeschikkingstelling. In ieder geval blijft het OCMW de juridische werkgever van de cliënt.
Artikel 12
§1. Overeenkomstig artikel 19 van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers staat de derde-gebruiker, waar de cliënt wordt tewerkgesteld, in voor de toepassing van de bepalingen die betrekking hebben op de arbeidsduur, de feestdagen, de zondagsrust, de vrouwenarbeid, de arbeid van jeugdige personen, de nachtarbeid, de arbeidsreglementen, de bekendmaking van de uurroosters van de deeltijdse cliënten, de gezondheid en de veiligheid van de cliënten, alsmede het welzijn op het werk.
§2. Onverminderd de bepalingen opgenomen in §1 kunnen het OCMW en de derde-gebruiker bepalingen opnemen in hun overeenkomst waarbij wordt afgeweken van de bepalingen opgenomen in deze rechtspositieregeling.
Duur van tewerkstelling
Artikel 13
De tewerkstelling in het kader van artikel 60 §7 OCMW-wet betreft een vorm van maatschappelijke dienstverlening, die het OCMW de mogelijkheid biedt om een arbeidsovereenkomst af te sluiten met de cliënt zodat deze recht krijgt op sociale uitkeringen of werkervaring opdoet.
De periode van tewerkstelling mag niet langer zijn dan de periode die voor de cliënt nodig is om gerechtigd te worden op volledige sociale uitkeringen.
Begeleiding, opvolging en feedback & vorming
Artikel 14
§1. De cliënt wordt tijdens de tewerkstelling begeleid door een arbeidstrajectbegeleider van het OCMW. Daartoe wordt een individueel begeleidingsplan (GPMI) opgesteld in samenspraak met de cliënt.
§2. Indien dit nodig blijkt, wordt een individueel vormingsplan uitgewerkt om de doorstromingskansen van de cliënt naar de reguliere arbeidsmarkt te vergroten.
§3. In het kader van het persoonlijk ontwikkelingsplan krijgt de cliënt feedback over zijn manier van functioneren. De feedback kan de vorm aannemen van een functioneringsgesprek tussen de arbeidstrajectbegeleider van het OCMW, de rechtstreeks leidinggevende en de cliënt en/of een schriftelijke nota waar eventueel kort de feiten worden beschreven. Indien nodig, worden concrete afspraken gemaakt ter verbetering van het functioneren of het gedrag van de cliënt. Die bijkomende afspraken worden schriftelijk opgenomen in een afsprakennota en worden door alle partijen ondertekend.
§4. Indien na deze afspraken het functioneren of gedrag problematisch blijft, kan dat tot gevolg hebben dat de tewerkstelling beëindigd wordt overeenkomstig de regels van de wet op de arbeidsovereenkomsten.
Artikel 15
De arbeidsovereenkomst van een art.60’er is onderworpen de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.
Het ontslag gebeurt overeenkomstig Hoofdstuk II, Titel II of Titel III van betreffende wet.
Artikel 16
De cliënt wordt ongeacht de tewerkstellingsplaats en de opgebouwde anciënniteit of ervaring, bezoldigd volgens het GGMMI.
Het salaris van een deeltijdse cliënt wordt vastgesteld in verhouding tot zijn prestaties.
De betaling van het salaris
Artikel 17
Het salaris volgt het verloop van de afgevlakte gezondheidsindex.
Artikel 18
Het salaris wordt maandelijks betaald, uiterlijk op de laatste werkdag voor het einde van de maand.
Artikel 19
Het maandsalaris is gelijk aan een twaalfde van het jaarsalaris. Het uurloon is gelijk aan 1/1976 van het jaarsalaris.
Artikel 20
§1. Wanneer het maandsalaris niet volledig verschuldigd is, wordt het bedrag ervan berekend in dertigsten.
§2. Met gepresteerde dagen worden gelijkgesteld: de dagen waarop geen arbeidsprestatie wordt geleverd, maar waarvoor het salaris niettemin wordt doorbetaald.
§3. Als de cliënt in de loop van de maand in dienst treedt, krijgt het voor die maand het gedeelte van het maandsalaris dat overeenstemt met de gepresteerde werkdagen, volgens de berekeningswijze in dit artikel.
Als de cliënt in de loop van de maand met pensioen gaat of overlijdt, wordt het salaris voor de volledige maand betaald.
Artikel 21
De toelagen en vergoedingen volgen de evolutie van de afgevlakte gezondheidsindex en ze worden tegen 100% gekoppeld aan het spilindexcijfer 138,01.
Artikel 22
Effectief gemaakte, bewezen en noodzakelijke kosten bij de uitoefening van de functie worden terugbetaald na goedkeuring door de algemeen directeur.
Artikel 23
De cliënt ontvangt jaarlijks een eindejaarstoelage overeenkomstig de bepalingen van het BVR RPR.
Artikel 24
De eindejaarstoelage wordt uiterlijk tijdens de maand december van het in aanmerking te nemen jaar in één keer uitbetaald.
Artikel 25
Binnen de grenzen van het BVR RPR komen de periodes zoals bedoeld in artikel 42, §2, tweede lid, 2°,3°,4°,5°,12°, 13°, 14°, 15°, 16° en 17° van het BVR RPR niet in aanmerking voor de opbouw van de eindejaarstoelage.
De periodes zoals bedoeld in artikel 42, §2, tweede lid, 11° van het BVR RPR worden begrensd tot twaalf maanden.
Het vakantiegeld
Artikel 26
overeenkomstig de bepalingen van het BVR RPR. Het vakantiegeld bedraagt voor volledige prestaties die gedurende het hele referentiejaar zijn verricht, 92% van het maandsalaris van de maand maart van het vakantiejaar bedraagt.
In het eerste lid wordt verstaan onder:
- Referentiejaar: het kalenderjaar dat voorafgaat aan het jaar waarin de vakantie wordt toegekend.
- Vakantiejaar: het jaar waarin de vakantie wordt toegekend.
- Maandsalaris: het maandsalaris, vermeld in artikel 19.
Artikel 27
Het vakantiegeld wordt uitbetaald in de loop van de periode van 1 mei tot en met 30 juni.
Artikel 28
Binnen de grenzen van het BVR RPR komen de periodes zoals bedoeld in artikel 47 §2, tweede lid, 2°, 3°, 4°, 5°, 13°, 14°, 15°, 16° en 17° van het BVR RPR niet in aanmerking voor de opbouw van het vakantiegeld.
De periodes van disponibiliteit en de periodes zoals bedoeld in artikel 47 §2, tweede lid, 11° van het BVR RPR worden begrensd tot twaalf maanden.
Een overzicht van de periodes die wel en niet in aanmerking komen voor de berekening van het vakantiegeld wordt als bijlage I bij deze rechtspositieregeling gevoegd.
Onregelmatige prestaties
Artikel 29
Als berekeningsbasis voor de toeslagen zoals bedoeld in dit hoofdstuk, geldt het bruto-uursalaris.
Tewerkgesteld bij de gemeente of OCMW
Artikel 30
§1.Naast de wettelijk voorgeschreven inhaalrust krijgt de cliënt voor het leveren van prestaties tijdens de nacht op zaterdag, zondag of een feestdag, naar gelang het geval, extra inhaalrust of een extra toeslag op het uursalaris:
-wanneer deze prestaties geleverd worden bovenop de uurregeling opgelegd door de gewone arbeidstijdregeling, krijgt de cliënt een extra inhaalrust.
§2. Binnen de perken van paragraaf 1 krijgtde cliënt:
1. per uur nachtprestaties tussen 22 uur en 6 uur: een toeslag op het uursalaris die gelijk is aan 25% van het uursalaris of een kwartier inhaalrust.
2. per uur prestaties tussen 0 en 24 uur op een zondag of een feestdag: een toeslag op het uursalaris die gelijk is aan 100% van het uursalaris of een uur extra inhaalrust.
3. per uur prestaties tussen 0 en 24 uur op een zaterdag: een toeslag op het uursalaris van 50% van het uursalaris of een half uur extra inhaalrust.
Artikel 31
De compensatie voor nachtprestaties is niet cumuleerbaar met de compensatie voor prestaties op zaterdagen, zondagen en feestdagen.
Tewerkgesteld bij een derde-gebruiker
Artikel 32
Voor de cliënt gelden de wettelijke regels inzake nachtprestaties en prestaties op zaterdagen, zondagen en feestdagen, die van toepassing zijn bij de derde-gebruiker waar de cliënt tewerk gesteld wordt.
De vergoedingen
Artikel 33
§1. De cliënt die gebruik maakt van de trein voor de verplaatsing van en naar het werk krijgt het treinabonnement volledig terugbetaald.
De cliënt dient te allen tijde te opteren voor de meest voordelige en duurzame reisformule.
Als de cliënt in eerste klasse reist, betaalt het zelf de supplementaire kosten daarvoor.
Bij gebruik van de bus, de tram of de metro voor de verplaatsingen van en naar het werk worden de kosten hiervoor voor 100% ten laste genomen door het bestuur mits voorlegging van het ticket door de cliënt.
§2. De cliënt die de afstand van en naar het werk volledig of gedeeltelijk aflegt met de fiets krijgt voor het afleggen van de meest aangewezen en logische route maandelijks per afgelegde kilometer een fietsvergoeding.
Het bedrag is gelijk aan het maximum bedrag per kilometer dat op grond van de fiscale wetgeving en socialezekerheidswetgeving is vrijgesteld van belasting en sociale bijdragen.
Een fietsvergoeding kan niet samengaan met de vergoeding voor het gebruik van het openbaar vervoer voor hetzelfde traject.
§3. De cliënt die aan de voorwaarden voldoet voor de toekenning van een parkeerkaart door de bevoegde hogere overheid (in de huidige stand van zaken de FOD Sociale Zekerheid, Directoraat-Generaal Personen met een Handicap), en voor de verplaatsing van en naar het werk gebruikt maakt van de wagen wordt vergoed aan de kostprijs van een treinkaart tweede klasse over dezelfde afstand.
De vergoeding voor dienstreizen
Artikel 34
Een dienstreis is de verplaatsing van de woonplaats of de standplaats naar een vooraf bepaalde bestemming in opdracht of op uitnodiging van de rechtstreeks leidinggevende van de cliënt.
Artikel 35
De algemeen directeur geeft toestemming voor dienstreizen en beslist welk vervoermiddel functioneel en financieel het meest verantwoord is.
Artikel 36
Reiskosten worden, samen met de bewijsstukken, ingediend met een standaardformulier voor de opgave van de dienstverplaatsing.
Artikel 37
§1. De cliënt die voor dienstreizen van zijn eigen motorvoertuig gebruik maakt, heeft recht op dezelfde vergoeding als de vergoeding voor de dienstreizen van het personeel van de diensten van de Vlaamse overheid, vermeld in artikel VII 80 van het Vlaams personeelsstatuut van 13 januari 2006.
Onder motorvoertuig wordt verstaan: een auto, motorfiets of bromfiets.
§2. De kilometervergoeding dekt alle kosten die gepaard gaan met het gebruik van het eigen motorvoertuig, met uitzondering van de parkeerkosten.
De cliënt heeft recht op de terugbetaling van eventuele parkeerkosten.
Artikel 38
De cliënt die voor dienstreizen van de eigen fiets gebruik maakt, heeft recht op een vergoeding gelijk aan het maximum bedrag per kilometer dat op grond van de fiscale wetgeving en socialezekerheidswetgeving is vrijgesteld van belasting en sociale bijdragen.
Elektronische maaltijdcheques
Artikel 39
§1.De cliënt heeft recht op maaltijdcheques.
§2. Maaltijdcheques worden toegekend voor de perioden (dagen of uren) waarin de cliënt effectieve arbeidsprestaties levert.
Onder de term ‘effectieve arbeidsprestaties’ wordt verstaan: de perioden waarin het personeelslid effectief op de normale arbeidsplaats aanwezig is of in opdracht van het bestuur elders arbeidsprestaties levert.
Opleiding, studiedagen en vergaderingen van het bestuur, als ook de vergaderingen met vakbondsverlof worden gelijkgesteld met arbeidsprestaties. Overuren, die nadien binnen het kwartaal worden gerecupereerd via vrijaf van gelijke duur, worden gelijkgesteld met effectieve arbeidsprestaties tot beloop van het theoretisch maximum aantal te presteren arbeidsdagen per kwartaal.
§3. Het aantal maaltijdcheques dat voor een bepaalde maand aan de cliënt wordt toegekend, wordt bepaald door het totaal aantal effectief gepresteerde uren in de loop van de maand te delen door het normale aantal arbeidsuren per dag. Indien deze bewerking een decimaal getal oplevert, wordt het afgerond op de hogere eenheid.
Het aantal toegekende maaltijdcheques per kwartaal mag nooit hoger zijn dan het maximum aantal arbeidsdagen dat tijdens het kwartaal gepresteerd kan worden door een voltijds personeelslid.
§4. Voor de berekeningen waarvan sprake in §3 gelden volgende elementen:
- Het dagelijks normale aantal arbeidsuren bedraagt 7,6 uren.
- Het maximum aantal dagen dat een voltijds personeelslid per kwartaal kan presteren, stemt overeen met het aantal werkdagen in het regime van de vijfdagenweek, die in het kwartaal vallen (dit wil zeggen: het aantal kalenderdagen in het kwartaal, verminderd met het aantal zaterdagen en zondagen en het aantal wettelijke en reglementaire feestdagen).
§5. De tegemoetkoming van het bestuur in de kostprijs van de maaltijdcheque is gelijk aan het maximum bedrag dat op grond van de fiscale wetgeving en socialezekerheidswetgeving is vrijgesteld van belasting en sociale bijdragen. Het personeelslid neemt een bedrag van 1,09 euro voor zijn rekening. Dit bedrag wordt maandelijks afgehouden van de netto-wedde.
§6. De maaltijdcheques worden iedere maand, volgende op de refertemaand (= vorige maand) aan de cliënt overhandigd in functie van de berekening zoals vermeld in §3.
De maaltijdchequerekening is een databank waarop voor de cliënt een aantal elektronische maaltijdcheques wordt opgeslagen en die beheerd wordt door een erkende uitgever.
Als in een bepaalde maand het aantal toegekende cheques afwijkt van het aantal maaltijdcheques berekend volgens §3, wordt in de loop van hetzelfde kwartaal en uiterlijk de laatste dag van de eerste maand die volgt op het kwartaal, het aantal cheques in overeenstemming gebracht met dit aantal.
Jaarlijks gebeurt, uiterlijk op 31 januari van het volgende jaar, een globale afrekening om de laatste correcties aan te brengen.
§7. Op de jaarlijkse individuele rekening van het personeelslid wordt vermeld: het aantal toegekende maaltijdcheques en het brutobedrag van de maaltijdcheques verminderd met de persoonlijke bijdrage van het personeelslid.
§8. De geldigheidsduur van de maaltijdcheque is beperkt tot twaalf maanden vanaf het ogenblik dat zij op de maaltijdchequerekening van de cliënt worden geplaatst. Het mag slechts gebruikt worden ter betaling van een maaltijd of voor aankoop van verbruiksklare voeding.
§9. De cliënt die geniet van het voordeel van maaltijdcheques in elektronische vorm, krijgt gratis een drager ter beschikking gesteld (een kaart). Hij verbindt zich ertoe deze in goede staat te bewaren.
In geval van verlies of diefstal van de drager, zal het bestuur de kost van de vervanging van de drager dragen. Uitzondering op de regel is ingesteld indien dit verlies of diefstal van de drager zich binnen de periode van twaalf maanden herhaalt. In dat geval wordt de kost van de vervanging van de drager verhaald op de cliënt. De kostprijs die aangerekend wordt heeft een maximale waarde van één maaltijdcheque. Bij diefstal van de kaart zal echter geen kost worden aangerekend aan de cliënt indien een kopie van het proces-verbaal aan het bestuur wordt overgemaakt.
§10. Volgende afwezigheden geven recht op de toekenning van maaltijdcheques met vrijstelling van sociale zekerheidsbijdragen:
- Syndicaal verlof.
- De dagen waarop het personeelslid tijdens de normale werkuren aan examens moet deelnemen in opdracht van de werkgever.
- Oproeping voor Medex tijdens de normale diensturen.
- De uren gedurende welke een personeelslid geen arbeidsprestaties (tijdens de diensturen) moet verrichten wegens een opening (bv. nieuw gebouw) of een receptie (bv. jubileum van de instelling of van een collega-personeelslid) die georganiseerd en/of aangeboden wordt door het bestuur.
- De dagen waarop het personeelslid thuis prestaties verricht voor en in opdracht van het bestuur.
§11. Volgende afwezigheden geven geen recht op de toekenning van maaltijdcheques met vrijstelling van sociale zekerheidsbijdragen:
- De dagen van tijdelijke arbeidsongeschiktheid wegens arbeidsongeval.
- Jaarlijkse vakantiedagen.
- Feestdagen.
- Dagen van omstandigheidsverlof.
- Ziektedagen.
- Dienstvrijstelling voor (prenatale) medische onderzoeken.
- Bevallingsverlof, vaderschapsverlof en ouderschapsverlof.
- Verlof voor de opvang met het oog op adoptie of pleegvoogdij.
- Verlof voor deeltijdse prestaties.
- Onbetaald verlof.
- Verlof voor verminderde prestaties wegens ziekte.
- Politiek verlof.
- Verlof voor opdracht.
- Verlof voor sociale promotie.
- De dagen van economische werkloosheid.
- De periodes van loopbaanonderbreking en loopbaanvermindering.
- Verlof wegens overmacht.
- Disponibiliteit.
- De dagen waarop de cliënt afwezig is omdat hij op eigen initiatief - zonder dat hij daartoe door het bestuur verplicht wordt - aan een selectie bij het bestuur deelneemt.
- Dienstvrijstelling als voorzitter, bijzitter of secretaris van een stembureau, een stemopnemingsbureau, of een hoofdstembureau bij de verkiezingen.
- Dienstvrijstelling voor afgifte van bloed, bloedplasma of bloedplaatjes.
- Dienstvrijstelling voor het afstaan van beenmerg.
- Dagen waarbij de cliënt afwezig is wegens oproeping door de vrederechter in het kader van de organisatie van de voogdij over een minderjarige.
- De dagen waarop de cliënt een maaltijd beneden kostprijs krijgt in het bedrijfsrestaurant (tenzij die maaltijdcheques integraal worden aangewend om dat voordeel te verwerven).
- Dagen die men afwezig is wegens een verplichte controle na een arbeidsongeval.
- Verlof wegens arbeidsduurvermindering.
- Sollicitatieverlof (tijdens opzegtermijn).
Verloven en afwezigheden
Artikel 40
De cliënt vraagt de verloven aan bij de rechtstreeks leidinggevende. Indien de cliënt tewerkgesteld is bij een derde-gebruiker laat deze dit weten aan de arbeidstrajectbegeleider van het OCMW en de personeelsdienst.
Artikel 41
§1. De voltijds werkende cliënt heeft jaarlijks recht op 20 werkdagen betaalde vakantie.
§2. Een cliënt bouwt zijn vakantie op conform het KB van 30 maart 1967 tot bepaling van de algemene uitvoeringsmodaliteiten van de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers (= privé-stelsel).
§3. Het verlof wordt genomen naar keuze van de cliënt en met inachtneming van de behoeften van de dienst.
De vakantiedagen moeten vooraf worden aangevraagd. Als de aangevraagde dagen of periodes niet verzoenbaar zijn met de behoeftes van de dienst, dan wordt dit zo vlug mogelijk meegedeeld aan de cliënt.
§4. Bij uitdiensttreding of overlijden van de cliënt worden de niet opgenomen vakantiedagen uitbetaald, volgens de formule ‘jaarloon/260 x aantal niet opgenomen vakantiedagen’.
Artikel 42
§1. Als de cliënt arbeidsongeschikt wordt voor de aanvang van aangevraagde en toegestane vakantiedagen, wordt de vakantie opgeschort.
Als de cliënt arbeidsongeschikt wordt tijdens een periode van jaarlijkse vakantie, wordt het vakantieverlof omgezet in verlof wegens arbeidsongeschiktheid.
§2. De cliënt brengt de personeelsdienst onmiddellijk op de hoogte en bezorgt een medisch attest.
In het geval van §1, tweede lid, geeft de cliënt aan of het zijn vakantiedagen wenst te behouden.
Artikel 43
§1. De cliënt heeft recht op de volgende feestdagen:
- 1 januari
- Paasmaandag
- 1 mei
- Hemelvaartsdag
- Pinkstermaandag
- 21 juli
- 15 augustus
- 1 november
- 11 november
- 25 december
§2. De cliënt tewerkgesteld bij een derde-gebruiker heeft recht op extra feestdagen volgens de regelgeving die bij de derde-gebruiker van toepassing is.
§3. Als de cliënt moet werken op een feestdag krijgt hij de voorziene wettelijke inhaalrust en de vergoeding/inhaalrust op basis van artikel 30 en 32 van deze RPR.
Bevallingsverlof
Artikel 44
Het bevallingsverlof wordt toegekend aan de cliënt volgens de bepalingen van de Arbeidswet van 16 maart 1971.
Adoptieverlof, pleegzorgverlof en pleegouderverlof
Artikel 45
§1. De cliënt heeft recht op adoptieverlof overeenkomstig artikel 30 ter van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.
De cliënt behoudt gedurende de eerste drie dagen van het adoptieverlof zijn salaris en valt daarna terug op een uitkering.
§2. De cliënt heeft per kalenderjaar recht op zes dagen pleegzorgverlof conform artikel 30quater, §1, van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, en artikel 2 tot en met 6 van het koninklijk besluit van 27 oktober 2008 betreffende de afwezigheid van het werk met het oog op het verstrekken van pleegzorgen.
De cliënt ontvangt gedurende deze afwezigheid een uitkering.
§3. In geval van langdurige pleegzorg of pleegvoogdij hebben cliënten die pleegzorger zijn, recht op pleegouderverlof toegekend conform artikel 30sexies van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten. Tijdens de eerste drie dagen van het langdurige pleegouderverlof behouden ze hun salaris.
Vanaf de vierde dag wordt een uitkering ontvangen.
Arbeidsongeschiktheid
Artikel 45
De cliënt die afwezig is wegens ziekte of wegens een ongeval krijgt verlof wegens arbeidsongeschiktheid.
Overeenkomstig artikel 31 van de Arbeidsovereenkomstenwet wordt de arbeidsovereenkomst van de cliënt geschorst.
De cliënt valt gedurende de periode van arbeidsongeschiktheid onder de regels van gewaarborgd loon zoals opgenomen in de Wet arbeidsovereenkomsten.
Artikel 46
De cliënt met verlof wegens arbeidsongeschiktheid staat onder het toezicht van het geneeskundig controleorgaan dat wordt aangeduid door het bestuur.
De cliënt is verplicht om een geneeskundig controleonderzoek te laten verrichten door de arts aangesteld door het bestuur.
Is de cliënt afwezig als de controlearts zich aanmeldt, dan laat deze een oproepingsbericht na waarin het verzocht wordt zich op een bepaald tijdstip aan te bieden op het kabinet van deze arts. De cliënt dient in dit verband zijn post dagelijks te controleren, of wanneer hij het huis mag verlaten, telkens te controleren.
De cliënt dat zich, behoudens wettige reden, onttrekt aan de medische controle georganiseerd door het bestuur, wordt het recht ontzegd op het loon voor de dagen ongeschiktheid die de dag van de effectieve controle voorafgaan. Het personeelslid wordt hiervan via een aangetekend schrijven op de hoogte gebracht.
Indien de behandelende arts en de controlerende arts van mening zouden verschillen over de ongeschiktheid, moet de cliënt het initiatief nemen tot een scheidsrechtelijke procedure of procedure voor de arbeidsrechtbank. Zo niet zal hij zijn recht verliezen op gewaarborgd loon voor de volledige ongeschiktheid.
De algemeen directeur kan steeds beslissen om een controlearts te sturen.
Artikel 47
De cliënt kan na een afwezigheid wegens ziekte of ongeval zijn functie weer opnemen met deeltijdse prestaties mits toestemming van het OCMW (na advies arbeidsgeneesheer), de derde-gebruiker en de adviserende geneesheer van zijn ziekenfonds.
Arbeidsongeval
Artikel 48
De cliënt valt onder de regels zoals opgenomen in de Wet van 3 juli 1967 betreffende de preventie van of schadeloosstelling voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg van en naar het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector en de Arbeidsongevallenwet van 10 april 1971.
Artikel 49
De cliënt heeft recht op omstandigheidsverlof zoals bepaald in de rechtspositieregeling van het lokaal bestuur.
Artikel 50
Indien de gebeurtenis zich voordoet tijdens een periode van deeltijdse tewerkstelling wordt de duur van het verlof niet in evenredige mate verminderd, in die zin dat als werkdag wordt beschouwd elke begonnen arbeidsdag ongeacht de geleverde prestaties.
Verlof dwingende reden
Artikel 51
De cliënt heeft recht op verlof om dwingende reden conform artikel 30bis van de wet arbeidsovereenkomsten.
Andere verloven
Artikel 52
§1. De cliënt tewerkgesteld bij een derde-gebruiker heeft recht op dienstvrijstelling volgens de regels die bij de derde- gebruiker van toepassing zijn.
§2. Daarnaast heeft de cliënt in de volgende gevallen recht op dienstvrijstelling:
1. Om zich aan te bieden op het OCMW na afspraak.
2. Voor deelname aan examens van het eigen lokaal bestuur.
3. Voor deelname aan vorming of opleiding.
4. Voor een geneeskundig onderzoek bij de arbeidsgeneesheer.
5. Om zich aan te bieden op de VDAB en om te solliciteren op advies van de arbeidstrajectbegeleid(st)er.
6. Voor het volgen van Nederlandse lessen met een maximum van twee halve dagen per week of 1 dag per week bij een voltijdse tewerkstelling en met een maximum van één halve dag per week bij een deeltijdse tewerkstelling.
§3. Aan de cliënt kan, mits gemotiveerde aanvraag, in andere gevallen dan bedoeld in paragraaf 1 en 2 dienstvrijstelling toegestaan worden.
De cliënt richt zijn aanvraag tot de arbeidstrajectbegeleider van het OCMW. De algemeen directeur beslist in samenspraak met de arbeidstrajectbegeleider en eventueel de derde-gebruiker of deze aanvraag goedgekeurd wordt.
§4. Tijdens een dienstvrijstelling is een cliënt tijdens de diensturen afwezig, met behoud van alle rechten.
Artikel 53
Slechts in uitzonderlijke gevallen, kan schorsing van de arbeidsovereenkomst verleend worden om persoonlijke redenen.
De cliënt vraagt deze schorsing schriftelijk aan bij het vast bureau, met vermelding van de reden, via zijn arbeidstrajectbegeleider.
Schorsing van de arbeidsovereenkomst omwille van persoonlijke redenen wordt niet verleend om het jaarlijks aantal vakantiedagen uit te breiden.
Schorsing arbeidsovereenkomst in kader van sanctioneringsbeleid
Artikel 54
Het werkervaringstraject kan omwille van het onvoldoende functioneren van de cliënt slecht lopen. Wanneer het gedrag van de cliënt de oorzaak hiervan is, wordt via functioneringsgesprekken tussen de cliënt, de derde-gebruiker en de arbeidstrajectbegeleider aan bijsturing gewerkt. Indien deze coachinggesprekken niet het gewenste effect hebben, maakt de arbeidstrajectbegeleider een afsprakennota op die door de cliënt, de derde-gebruiker en de arbeidstrajectbegeleider wordt ondertekend. Elk van de partijen ontvangt een exemplaar. In deze nota worden de tekortkomingen van de betrokken cliënt opgesomd en de verwachting waaraan moet voldaan worden. Tevens wordt gestipuleerd dat de mogelijkheid tot schorsing, mutatie of ontslag bestaat indien niet aan deze verwachting beantwoord wordt.
Bij een volgende ernstige tekortkoming kan de arbeidsovereenkomst geschorst worden. De arbeidstrajectbegeleider plant een afspraak voor bespreking hiervan tussen de cliënt en de algemeen directeur of een door hem aangeduide persoon.
De cliënt kan zich tijdens het schorsingsgesprek laten bijstaan door een persoon naar keuze. Deze schorsing kan, naargelang de ernst van het vergrijp, 1 tot 7 dagen duren. De duur van de schorsing wordt in overleg tussen de derde-gebruiker en de arbeidstrajectbegeleider besproken en voorgelegd aan het vast bureau.
De cliënt wordt met een aangetekend schrijven op de hoogte gesteld.
Indien een schorsing onmiddellijk dient in te gaan, wordt het document ter plaatse opgesteld en overhandigd. Op een tweede (identiek) document bevestigt de cliënt schriftelijk dat hij een exemplaar ontving.
De arbeidstrajectbegeleider bezorgt de beslissing tot schorsing met motivatie onmiddellijk aan de personeelsdienst. De personeelsdienst staat vervolgens in voor de inhouding op loon.
Na een schorsing moet steeds een nieuwe afsprakennota opgesteld worden. De vorige is immers niet meer geldig omdat er een sanctie op volgde.
Artikel 55
Ongewettigde afwezigheid is het niet aanwezig zijn op de werkvloer zonder dat de werkgever vooraf werd gewaarschuwd en/of zonder dat de cliënt een bewijs kan leveren om die afwezigheid te wettigen. Het kan per afwezigheidperiode gaan om een afwezigheid van 1 of zelfs meerdere dagen.
Indien er sprake is van ongewettigde afwezigheid wordt een brief opgestuurd naar de cliënt. Hierin wordt de datum van zijn afwezigheid vermeld en wordt een werkhervattingsdatum opgenomen.
De verwittigingsbrieven worden verstuurd vanuit de personeelsdienst.
Na minimaal drie verwittigingsbrieven kan er worden overgegaan tot ontslag om dringende redenen of bij meer dan 10 dagen onwettige afwezigheid.
Arbeidsduur
Artikel 56
De cliënt volgt dezelfde regels naar arbeidsduur als gewone personeelsleden. Afhankelijk van de plaats van tewerkstelling valt de cliënt onder de regels van de Arbeidswet of Arbeidstijdwet.
Arbeidsreglement
Artikel 57
De cliënt valt onder de bepalingen van het arbeidsreglement dat van toepassing is op de personeelsleden van de plaats van tewerkstelling.
Overgangsbepalingen
Artikel 58
Procedures van tewerkstelling in het kader van art. 60 §7 van de OCMW-wet die opgestart zijn voor de datum van inwerkingtreding van deze rechtspositieregeling, worden afgewerkt in overeenstemming met de regels die van toepassing waren op het ogenblik dat ze werden opgestart.
Bij verlenging van die tewerkstelling na inwerkingtreding van deze rechtspositieregeling gelden de bepalingen van deze rechtspositieregeling.
Artikel 59
De verloven en afwezigheden die al toegekend waren, op het ogenblik van het van kracht worden van de gewijzigde regeling, blijven toegekend voor de toegestane duur en volgens de regels die geldig waren op het ogenblik van de toekenning.
Aanvragen tot verlenging of vernieuwing van een verlof of afwezigheid worden beschouwd als een nieuwe aanvraag en worden behandeld overeenkomstig de bepalingen van deze rechtspositieregeling.
Opheffingsbepalingen en inwerkingtredingsbepalingen
Artikel 60
Alle raadsbeslissingen m.b.t. het OCMW-cliënteel tewerkgesteld in het kader van art. 60 §7 van de OCMW-wet, die niet in overeenstemming zijn met deze rechtspositieregeling worden opgeheven.
Artikel 61
Deze rechtspositieregeling treedt in werking op 01-01-2026, tenzij anders bepaald.
De gewijzigde artikels treden in werking de 1e van de maand volgend op de goedkeuring door de raad voor maatschappelijk welzijn, tenzij anders bepaald of wettelijk bepaald.
Artikel 47 Vakantiegeld (publiek) Jaarlijkse
vakantie (publiek)
(Volledig of gedeeltelijk)Telt mee Telt mee
BeroepsziekteTelt mee Telt mee Thematische verloven Telt niet mee Telt niet mee Vlaams Zorgkrediet Telt niet mee Telt niet mee Adoptieverlof Telt mee Telt mee Pleegzorgverlof Telt mee Telt mee Pleegouderverlof Telt mee Telt mee Omstandigheidsverlof
(§2, tweede lid, 9°)Telt mee Telt mee ZIV-uitkering
(moederschap)
(§2, tweede lid, 10°)Telt mee Telt mee ZIV-uitkering
(ziekte)
(§2, tweede lid, 11°)Telt mee, maar beperkt tot 12 maanden Telt mee, maar beperkt tot 12 maanden Onbezoldigd verlof recht
(§2, tweede lid, 13°)Telt niet mee Telt niet mee Onbezoldigd verlof als gunst
(§2, tweede lid, 14°)Telt niet mee Telt niet mee Verlof dwingende reden (en zorgverlof)
(§2, tweede lid, 17°)Telt niet mee Telt niet mee
Bijlage II. Overzicht omstandigheidsverlof
§1. De cliënt krijgt omstandigheidsverlof naar aanleiding van de volgende gebeurtenissen:Aard van de gebeurtenis Toegestaan maximum 1. Huwelijk van het personeelslid of het afleggen van een verklaring van wettelijke samenwoning door het personeelslid, vermeld in artikel 1475 tot en met 1479 van het Burgerlijk Wetboek, met uitzondering van het afleggen van een verklaring van samenwoning van bloed- of aanverwanten. Vier werkdagen, op te nemen binnen de twee weken vóór of na het huwelijk. 2. Bevalling van de echtgenote of samenwonende partner, of ter gelegenheid van de geboorte van een kind dat wettelijk afstamt van het personeelslid. Twintig werkdagen, op te nemen binnen de vier maanden vanaf de bevalling. 3. Overlijden van de samenwonende of huwelijkspartner, van een kind van het personeelslid, de samenwonende of huwelijkspartner, van een pleegkind in het kader van langdurige pleegzorg op het moment van het overlijden of in het verleden. Tien werkdagen, op te nemen binnen de termijnen zoals bepaald in §3. 4. Overlijden van de vader, moeder, stiefvader, stiefmoeder, schoonzoon of schoondochter van het personeelslid, de samenwonende of huwelijkspartner. Vier werkdagen, op te nemen binnen de twee weken na het overlijden. 5. Overlijden van de pleegvader of pleegmoeder van het personeelslid in het kader van langdurige pleegzorg op het moment van het overlijden. Vier werkdagen, op te nemen binnen de twee weken na het overlijden. 6. Overlijden van een pleegkind van het personeelslid, de samenwonende of huwelijkspartner in het kader van kortdurende pleegzorg op het moment van het overlijden. Eén werkdag, op te nemen binnen de twee weken na het overlijden. 7. Overlijden van een bloed- of aanverwant van het personeelslid, de samenwonende of huwelijkspartner in om het even welke graad, die onder hetzelfde dak woont als het personeelslid, de samenwonende of huwelijkspartner. Twee werkdagen, op te nemen binnen de twee weken na het overlijden 8. Overlijden van een bloed- of aanverwant van het personeelslid, de samenwonende of huwelijkspartner in de tweede graad, een overgrootouder of een achterkleinkind, niet onder hetzelfde dak wonend als het personeelslid, de samenwonende of huwelijkspartner. Eén werkdag, op te nemen binnen de twee weken na het overlijden. 9. Overlijden van de ouder van een pleegouder of een kind van het pleegkind, in het kader van langdurige pleegzorg op het moment van het overlijden, waarbij die ouder of dat kind niet onder hetzelfde dak woont van het personeelslid, de samenwonende of huwelijkspartner. Eén werkdag, op te nemen binnen de twee weken na het overlijden 10. Huwelijk van een bloed- of aanverwant: in de eerste graad, die geen kind is; in de tweede graad, van het personeelslid, de samenwonende of huwelijkspartner. De dag van het huwelijk. 11. Huwelijk van een kind van het personeelslid, van de samenwonende of huwelijkspartner of van een pleegkind van het personeelslid, van de samenwonende of huwelijkspartner in het kader van langdurige pleegzorg op het moment van het huwelijk. Twee werkdagen, op te nemen binnen de twee weken vóór of na het huwelijk 12. Huwelijk van een:
-
-De dag van het huwelijk 13. Priesterwijding, intrede in het klooster of deelname aan een daarmee overeenstemmende plechtigheid bij een andere erkende eredienst van een kind van het personeelslid, van de samenwonende of huwelijkspartner, of van een pleegkind van het personeelslid, van de samenwonende of huwelijkspartner in het kader van langdurige pleegzorg op het moment van de priesterwijding of van een broer, zuster, schoonbroer of schoonzuster van het personeelslid: Eén werkdag, op te nemen op de dag van de plechtigheid. 14. Plechtige communie van een kind van het personeelslid of van de samenwonende of huwelijkspartner of van een pleegkind van het personeelslid, van de samenwonende of huwelijkspartner in het kader van langdurige pleegzorg op het moment van de plechtige communie: De dag van de plechtigheid, of, als dat een zondag, feestdag of inactiviteitsdag is, de eerstvolgende werkdag. 15. Deelneming van een kind van het personeelslid of van de samenwonende of huwelijkspartner of van een pleegkind van het personeelslid, van de samenwonende of huwelijkspartner in het kader van langdurige pleegzorg op het moment van het feest aan het feest van de vrijzinnige jeugd. De dag van de plechtigheid, of, als dat een zondag, feestdag of inactiviteitsdag is, de eerstvolgende werkdag. 16. Deelneming van een kind van het personeelslid of van de samenwonende of huwelijkspartner of van een pleegkind van het personeelslid, van de samenwonende of huwelijkspartner in het kader van langdurige pleegzorg op het moment van de plechtigheid aan een plechtigheid in het kader van een erkende eredienst die overeenstemt met de rooms-katholieke plechtige communie. De dag van de plechtigheid, of, als dat een zondag, feestdag of inactiviteitsdag is, de eerstvolgende werkdag. 17. Gehoord worden door de vrederechter in het kader van de organisatie van de voogdij over een minderjarige. De nodige tijd, maximaal één dag. 18. Deelneming aan een assisenjury, oproeping als getuige voor de rechtbank of persoonlijke verschijning op aanmaning van de arbeidsrechtbank. De nodige tijd. 19. Zwangerschapsverlies van het personeelslid dat zwanger was en dit gemeld had aan de leidinggevende conform artikel X.5.2 Codex Welzijn. Twee werkdagen. 20. Zwangerschapsverlies van de echtgenote of samenwonende partner van het personeelslid. Twee werkdagen op voorwaarde van het afleggen van een verklaring op eer.
§2. In §1 wordt verstaan onder:
1° Langdurige pleegzorg: de pleegzorg, waarbij het kind is ingeschreven als deel uitmakend van het gezin van het personeelslid in het bevolkingsregister of in het vreemdelingenregister van de gemeente waar het personeelslid zijn verblijfplaats heeft, voor minstens zes maanden of de pleegzorg waarbij het kind in het verleden voor minstens zes maanden was ingeschreven als deel uitmakend van het gezin van het personeelslid in het bevolkingsregister of het vreemdelingenregister van de gemeente waarin het personeelslid zijn verblijfplaats heeft, of de pleegzorg waarvan bij aanvang duidelijk is dat het pleegkind voor minstens zes maanden deel zal uitmaken van het gezin van het personeelslid, in het bevolkingsregister of in het vreemdelingenregister van de gemeente waar het personeelslid zijn verblijfsplaats heeft.
2° Kortdurende pleegzorg: alle vormen van pleegzorg die niet voldoen aan de voorwaarden van langdurige pleegzorg, vermeld in 1°.
§3. Het omstandigheidsverlof zoals vermeld in §1, 3. wordt opgenomen als volgt:
1° De eerste drie dagen tijdens de periode die begint te lopen op de dag van het overlijden en eindigt op de dag van de begrafenis.
2° De zeven resterende dagen tijdens het jaar dat volgt op de dag van het overlijden.
§4. Het omstandigheidsverlof wordt gelijkgesteld met dienstactiviteit en is in alle gevallen bezoldigd, met uitzondering van het omstandigheidsverlof voor een gebeurtenis als vermeld in §1, 2.
Voor het contractuele personeelslid wordt het omstandigheidsverlof voor een gebeurtenis als vermeld in §1, 2., toegekend conform de regeling, vermeld in artikel 30, §2, van de Arbeidsovereenkomstenwet.
Dit verlof geldt ook voor meeouders indien aan volgende voorwaarden wordt voldaan:
1° Er mag enkel een wettelijke afstammingsband bestaan ten aanzien van één persoon, namelijk tussen het kind en de moeder. Is er ook een wettelijke afstammingsband met de vader, dan krijgt hij het verlof en niet de meeouder.
2° De meeouder moet een bewijs van partnerschap met de moeder kunnen voorleggen. Bijvoorbeeld: huwelijksakte, bewijs van wettelijke samenwoning of een uittreksel uit het bevolkingsregister waaruit de inschrijving op hetzelfde adres blijkt gedurende minstens drie onafgebroken jaren voorafgaand aan de geboorte.
Bij een latere adoptie wordt het adoptieverlof verminderd met de opgenomen dagen omstandigheidsverlof in het kader van meeouderschap.
§5. Voor de toepassing van het omstandigheidsverlof zijn onderstaande definities van belang:
- Samenwonende partner
- Aanverwantschap
§6. Indien de gebeurtenis zich voordoet tijdens een periode van deeltijdse tewerkstelling wordt de duur van het verlof niet in evenredige mate verminderd, in die zin dat als werkdag wordt beschouwd elke begonnen arbeidsdag ongeacht de geleverde prestaties.