Ga naar de inhoud van deze pagina Ga naar het zoeken Ga naar het menu
Vorige pagina

Publiek - reglementen raad voor maatschappelijk welzijn

maandag 25 maart 2024

21:19 - 21:24
Locatie

Zonnedauw

Voorzitter
Lukas Jacobs
Toelichting

Publicatiedatum = 02-04-2024.

Agendapunten

  1. 1

    0. Juridisch kader


    · KB van 22 januari 2023 houdende een toelage voor het gebruik van de REMI-tool om aanvullende financiële steun te verlenen aan OCMW-begunstigden.
    · Omzendbrief van 10 maart 2023 betreffende het KB van 22 januari 2023.
    · MB van 18 april 2023 ter uitvoering van artikel 2 van het KB van 22 januari 2023.


    Op basis van artikel 1 van de wet van 8 juli 1976 heeft iedere persoon Recht op Maatschappelijke Dienstverlening. Het OCMW van de gemeente waar deze burger gewoonlijk en effectief verblijft, heeft tot taak een diagnose te maken van de staat van behoeftigheid vooraleer een beslissing te nemen over de meest passende hulpverlening. In tegenstelling tot het Recht op Maatschappelijke Integratie behoort het tot de autonomie van ieder OCMW om te bepalen hoe het sociaal onderzoek wordt gevoerd en wat de aard, de omvang en de voorwaarden zijn tot het Recht op Maatschappelijke Dienstverlening.


    Het voeren van een sociaal onderzoek is bij wet toevertrouwd aan maatschappelijk assistenten. Het opmaken van het REMI-dossier is onderdeel van het sociaal onderzoek.
    REMI is bedoeld om op een objectieve, wetenschappelijk onderbouwde manier de hulpvraag te onderzoeken en hulpverlening op maat te bieden, afgestemd op de individuele situatie van de cliënt. Het biedt een duidelijk overzicht van de financiële situatie van de cliënt. Het biedt uniforme criteria, zodat het verschil in toekennen van aanvullende steun niet afhangt van hoe een maatschappelijk assistent de nood inschat.


    Dit vereist dat er duidelijke afspraken bestaan over de wijze waarop de behoeftigheid wordt onderzocht en dit met betrekking tot het gezinsinkomen, de gezinsuitgaven en de hulpverlening.


    Het streven naar uniformiteit neemt niet weg dat er interpretatieruimte blijft voor de maatschappelijk assistent: rekening houdend met alle sociale en financiële aspecten blijft het mogelijk om een gemotiveerde afwijking op het REMI-resultaat voor te stellen aan het BCSD.


    1. Praktische afspraken rond inkomsten en uitgaven


    1.2 Inkomsten
    1.2.1.Maandelijkse inkomsten
    In de REMI-applicatie kunnen volgende maandelijkse inkomsten ingevuld worden:
    • inkomsten uit arbeid;
    • inkomens sociale zekerheid (werkloosheids-, invaliditeits- of ziekte-uitkering, pensioen, leefloon en groeipakket);
    • huurinkomsten, huursubsidies of -premies;
    • verwarmingstoelagen;
    • ontvangen alimentatiegelden;
    • andere mogelijke inkomsten.


    Inkomsten die zijn vrijgesteld voor de berekening van het leefloon, worden wel in rekening gebracht bij het REMI-onderzoek. Enkel de inkomsten vermeld onder 1.2.2 worden niet ingegeven.
    De ingevulde inkomsten worden door de tool meegeteld voor de berekening van het totaal beschikbaar gezinsinkomen, met uitzondering van de spaargelden van een gezin.


    1.2.1.1 Tussenkomsten van het sociaal stookoliefonds, het gas-en elektriciteitsfonds of het fonds voor participatie en sociale activering?
    Voor deze steunverlening ontvangen de OCMW’s reeds een aparte subsidiëring van de Federale Overheid.
    Met deze steunen wordt rekening gehouden bij het behoefteonderzoek omdat de noodzakelijke kosten voor energie of vrije tijd, die deze steunen deels dekken, mee worden geteld in de referentiebudgetten.
    De steun wordt ingevoerd in REMI bij ‘andere inkomsten’ of door aftrek van de eigen uitgaven voor ‘energie’ (onder ‘woning’) of via de aftrek van de eigen uitgaven voor ‘ontspanning’. Zo is duidelijk dat deze tussenkomst in aanmerking werd genomen. In het sociaal verslag wordt vermeld of de cliënt één van deze steunen heeft ontvangen.


    1.2.1.2 Spaargeld?
    Spaargelden moeten in rekening worden gebracht in een behoefteonderzoek. OCMW’s hebben immers tot taak om gezinnen te ondersteunen die niet over voldoende middelen beschikken om een menswaardig leven te kunnen leiden. Toch betekent dit niet dat gezinnen eerst al hun spaargelden moeten aanspreken vooraleer ze bij het OCMW terechtkunnen.
    Daarom wordt een minimaal spaarbedrag gevrijwaard. Hiervoor wordt gebaseerd op de richtlijnen voor de berekening van het leefloon, waarbij het spaargeld wordt vrijgesteld tot 6.200 euro. Bij de volgende schijven wordt het spaargeld procentueel vrijgesteld. Voor het REMI-onderzoek wordt enkel rekening gehouden met de eerste schijf, zodat er maximaal 6.200 euro spaargeld wordt vrijgesteld.
    Mensen moeten immers in staat zijn om plots inkomensverlies of onverwachte kosten (zoals de eindafrekening van energie of water, een niet-voorziene schoolfactuur, een nieuwe koelkast of wasmachine) op te vangen zonder hiervoor schulden te maken.
    Alle spaargelden boven 6.200 euro worden ingegeven als inkomsten.


    1.2.1.3 Beslag op inkomsten?
    Er wordt geen rekening gehouden met loonbeslag en het volledige inkomen wordt ingevuld.
    Er wordt verwacht dat de cliënt een structurele oplossing zoekt om het loonbeslag op te heffen.
    Het in beslag genomen inkomen wordt wel ingegeven als lopende afbetaling indien het over overlevingsschulden gaat.


    1.2.2. Vrijgestelde inkomsten
    Wat betreft de onregelmatige of jaarlijkse inkomsten, wordt er geen rekening gehouden met onderstaande inkomsten.
    • de tegemoetkomingen die worden gegeven om bepaalde eenmalige kosten te financieren zoals een installatiepremie, een geboortepremie, een tussenkomst voor een begrafenis, een uitzonderlijke medische steun;
    • de steun die personen krijgen om de kosten van vrijwilligerswerk te vergoeden zoals een vrijwilligersvergoeding of een mantelzorgpremie.
    • Eenmalige inkomsten zoals het vakantiegeld, eindejaarspremie, belastingteruggave, teruggave van een energieleverancier,…


    1.2.3 De gezinssituatie
    Wanneer hulpvragers - al dan niet in familieverband - samenwonen, wordt hun behoeftigheid bepaald door hun eigen inkomsten en uitgaven en die van de samenwonenden. Omdat REMI alle inkomsten (en uitgaven) samentelt, wordt bepaald wiens inkomsten worden ingevuld.


    1.2.3.1 Samenwonende
    In het kader van het leefloon of de werkloosheidsuitkering moet aan twee voorwaarden tegelijkertijd zijn voldaan om van samenwonen te kunnen spreken, nl. ‘onder hetzelfde dak wonen’ en ‘de huishoudelijke aangelegenheden hoofdzakelijk gemeenschappelijk regelen’.
    Het Hof van Cassatie (9/10/2017) stelt dat het ‘niet volstaat dat personen een economisch-financieel voordeel behalen door een woning te delen om te spreken van samenwonen’. Het is ‘vereist dat zij ook taken, activiteiten en andere huishoudelijke aangelegenheden, zoals het onderhoud van de woonst en eventueel het inrichten ervan, de was, de boodschappen, het bereiden en nuttigen van de maaltijden gemeenschappelijk verrichten en daarvoor eventueel financiële middelen inbrengen’.
    Indien meerdere personen samenwonen en de bovenvermelde definitie van toepassing is, worden alle inkomsten en uitgaven ingebracht.


    1.2.3.2 Inwonende (meerderjarige) kinderen
    Kinderen betalen dikwijls een gedeelte kost en inwoon en nemen daarnaast een aantal uitgaven voor eigen rekening (kleding, ontspanning of vervoer).
    Uitgangspunt is dat het OCMW bemiddelt om werkende inwonende kinderen kostgeld te laten betalen. Richtinggevend is een kostgeld van 350 euro per maand.
    Hiermee wordt gesteld dat een inwonend werkend kind voldoende solidair is met de ouders. Het kind, diens inkomsten en uitgaven worden niet ingevoerd in het REMI-dossier.
    Het betaalde kostgeld wordt niet ingevoerd als deel van het gezinsinkomen omdat het wordt gebruikt voor de noodzakelijke extra uitgaven.


    Kinderen met studentenarbeid: ook dit inkomen wordt vaak niet of slechts beperkt aan de ouders afgedragen, maar wel gebruikt om studies of andere persoonlijke uitgaven te betalen.
    Voor inwonende studerende kinderen, worden de inkomsten uit studentenarbeid niet ingegeven in de berekening van het totale gezinsinkomen.


    1.3 Uitgaven
    Om een goede schatting te maken van de minimaal noodzakelijke uitgaven om menswaardig te leven, maakt REMI gebruik van de referentiebudgetten voor maatschappelijke participatie. Referentiebudgetten zijn geprijsde korven van goederen en diensten die illustreren wat gezinnen minimaal nodig hebben om volwaardig aan de samenleving te participeren.
    Om een onderbouwde ondergrens te kunnen vaststellen worden referentiebudgetten berekend op basis van universele behoeften voor welomschreven typegezinnen. Verondersteld wordt dat alle leden van het gezin in goede gezondheid verkeren, gezinnen erin slagen om hun budget economisch te beheren en ze een kwaliteitsvolle woning huren die is gelegen in een regio die goed toegankelijk is met het openbaar vervoer.
    REMI is een applicatie die toelaat om in de praktijk, op maat van elk gezin, de minimale hoogte van de noodzakelijke uitgaven te bepalen, rekening houdend met de feitelijke situatie van het gezin.


    1.3.1 Maandelijkse uitgaven
    Voor alle uitgaven worden de reële kosten ingegeven.
    Dit geldt voor: energie (elektriciteit, gas, water), onderwijs (verschillen in kosten naar gelang de studierichting), uitgaven voor telecommunicatie of verzekeringen.
    Ook voor het huren van een woning of het betalen van een hypothecaire lening dient altijd de reële kost te worden ingegeven.


    Voor de extra, regelmatig terugkerende uitgaven voor essentiële noden die niet zijn meegenomen in de referentiebudgetten, moeten ook de reële kosten worden ingegeven. Hieronder vallen:
    • remgelden van de medische kosten voor zieke gezinsleden;
    • alimentatie;
    • autokosten voor gezinnen die onvoldoende mobiel zijn wanneer ze zich enkel kunnen verplaatsen met het openbaar vervoer;
    • kinderopvang;
    • maandelijkse aflossingen voor schulden.


    1.3.2 Eenmalige uitgaven
    Naast de vaste maandelijkse uitgaven, hebben cliënten vaak nog eenmalige of onvoorziene uitgaven, zoals de betaling van een ziekenhuisfactuur, een nieuwe bril of de kosten van een verhuis...
    Gelet op het eenmalige karakter, wordt er voor gekozen deze kosten niet in te geven. Deze uitgaven kunnen door het OCMW geheel of gedeeltelijk ten laste worden genomen indien uit het REMI-dossier blijkt dat het gezin behoeftig is.


    1.3.3. Specifieke uitgaven
    1.3.3.1. huur
    De reële huurprijzen (+ eventuele bijkomende kosten) worden ingevoerd, ongeacht het gaat om een privé huurwoning of een sociale woning.


    1.3.3.2. eigendom
    De reële woningkosten voor huiseigenaars worden ingegeven: de hypotheek, bijkomende kosten en de onroerende voorheffing.


    1.3.4 Medische kosten
    Referentiebudgetten worden berekend voor typegezinnen met vooraf gedefinieerde kenmerken. Een van deze kenmerken is dat alle gezinsleden in een goede gezondheid verkeren en geen extra zorgnoden hebben.
    Voor de berekening van de medische kosten wordt een twaalfde van de maximumfactuur als maandelijkse medische kost ingevuld voor gezinnen met hoge en zeer regelmatig terugkerende kosten. (voordeel administratieve ontlasting). Sporadische medische kosten worden niet ingebracht (bvb. jaarlijkse controle in ziekenhuis, jaarlijks tandartsbezoek, eenmalig consult bij huisarts…)


    Eenmalige medische kosten, worden niet ingegeven in REMI. Deze facturen kunnen eventueel eenmalig ten laste worden genomen door het OCMW (op basis van het resultaat van REMI-onderzoek).


    1.3.5 Wagen
    Het bezit en het gebruik van een wagen is een grote kost binnen het gezinsbudget.
    De referentiebudgetten nemen deze kosten niet mee. De typegezinnen worden verondersteld voldoende mobiel te zijn wanneer ze zich te voet, met de fiets, met het openbaar vervoer en af en toe met een deelwagen kunnen verplaatsen. Aangezien Kalmthout een landelijke gemeente is met beperkt openbaar vervoer (zowel in aanbod als in tijdstippen), zijn er gezinnen die een auto nodig hebben om alle noodzakelijke verplaatsingen te doen.


    Het sociaal onderzoek van de maatschappelijk assistent moet uitwijzen of er autokosten worden ingevoerd. Verplaatsen naar werk, kinderopvang, school, boodschappen… spelen hierbij een bepalende rol.


    De kosten verbonden aan het bezit en gebruik van een auto, kunnen worden onderverdeeld in eenmalige kosten en terugkerende kosten. Onder eenmalige kosten vallen de aankoopkosten en de inverkeerstelling. Terugkerende kosten zijn: de kosten voor onderhoud en reparatie, de jaarlijkse verkeersbelasting, de brandstofkosten, de autoverzekering en eventueel de kosten voor autokeuring.


    Als de autokosten een noodzakelijke uitgave vormen, wordt een forfaitair bedrag van 275,00 per maand ingebracht. Het gaat om de terugkerende kosten. Dit bedrag kan worden herzien naargelang de stijging van bepaalde kosten.


    1.3.6 Schulden
    In REMI wordt een onderscheid gemaakt tussen ‘Schulden’ en ‘Afbetalingen’
    Schulden worden niet automatisch verrekend in het maandbudget. Ze worden wel ingegeven, maar enkel om het overzicht van de schuldenlast volledig te hebben.
    Afbetalingen worden wel opgenomen in de berekening van het maandbudget. Dit is enkel wanneer in de tool het betaalplan wordt ingegeven met vermelding van de duurtijd en het bedrag van de aflossing.
    Er worden enkel “overlevingsschulden” ingebracht: huur, water, energie, medische kosten, onderwijs, telecommunicatie, huurwaarborglening,… als er effectief betalingen worden uitgevoerd.


    Schulden die het gevolg zijn van “onaangepast” gedrag (penale boete, verhaal van verzekering voor ongeval) of buitensporige uitgaven (gokschulden) worden niet opgenomen.


    Voor cliënten in collectieve schuldenregeling is het niet de bedoeling om een maandelijkse steun te voorzien. Een eventuele eenmalige steun kan wel bekeken worden. Dit dient te worden besproken met de schuldbemiddelaar.


    2. Afspraken over maatschappelijke dienstverlening gekoppeld aan REMI


    2.1 Aanbod van maatschappelijke dienstverlening
    REMI geeft als resultaat een maandbudget waarin het saldo van inkomsten en noodzakelijke uitgaven de mate van behoeftigheid toont.
    Hoe groter het positief saldo, hoe meer het gezinsbudget volstaat om alle noodzakelijke kosten te kunnen betalen. Er wordt geen aanvullende steun gegeven. Hoe groter het negatief saldo, hoe minder het gezinsbudget toelaat om alle noodzakelijke behoeften te vervullen met het oog op volwaardige maatschappelijke participatie.


    Het REMI-onderzoek is een onderdeel binnen het volledige sociaal-financieel onderzoek dat wordt gevoerd door de maatschappelijk assistent. Voor elk individueel dossier stelt de maatschappelijk assistent een sociaal verslag op met een voorstel tot toekennen van een aanvullende financiële steun.


    Op basis van het sociaal verslag, neemt het BCSD autonoom een beslissing over het verlenen van aanvullende financiële steun in elk individueel dossier. Hierbij kan het BCSD afwijken van het resultaat van het REMI-onderzoek.


    Het BCSD is bijgevolg niet gebonden om een negatief resultaat dat blijkt uit het REMI-onderzoek volledig aan te zuiveren met financiële steun. Indien het BCSD beslist om een hoger bedrag aan financiële steun te verlenen dan het REMI-resultaat, heeft dit enkel een gevolg naar de betoelaging door de POD MI. Voor het gedeelte steun dat meer wordt toegekend, zal het OCMW geen toelage kunnen ontvangen.


    Het toekennen van aanvullende financiële steun is één van de mogelijkheden in het financieel ondersteunen van behoeftige gezinnen. In de eerste plaats wordt onderzocht:
    · dat alle rechten op andere inkomsten of tussenkomsten worden uitgeput;
    · of de huidige inkomsten kunnen worden verhoogd door het vinden van passende tewerkstelling of het uitbreiden van arbeidsuren.
    · in welke mate vaste kosten zoals bijvoorbeeld huur, energie, kinderopvang, internet of telefonie kunnen worden verminderd.
    · Om ondersteuning te bieden (budgetbegeleiding, verslavingszorg, woonbegeleiding, …) die de financiële redzaamheid van kwetsbare gezinnen verbetert.


    Om aan de slag te gaan met aanvullende financiële steun, is het aangewezen om de reeds bestaande steunen – welke nu worden toegekend op basis van steunnormen – aan te passen naar een aanvullende steun vanuit het REMI-dossier.


    2.2. Doelgroep, opstart en duur
    OCMW Kalmthout richt zich tot volgende doelgroepen:
    · de (equivalent) leefloongerechtigden,
    · gezinnen in budgetbeheer,
    · het herzien van de bestaande dossiers met aanvullende steun


    De opmaak van het REMI-dossier gebeurt in elk dossier waarvoor een financiële hulpvraag wordt gesteld, ongeacht of er een aanvullende financiële steun moet worden toegekend.
    Voor elk dossier dient dit te gebeuren ten laatste 3 maanden na de datum van de aanvraag. Er wordt minstens een basisdossier aangemaakt.
    Voor de leefloondossiers kan de opmaak van het REMI-dossier worden gekoppeld aan het opmaken van de sociale balans.


    Een aanvullende financiële steun kan pas worden toegekend nadat het REMI-dossier is opgemaakt. Voor de ten laste nemen van een eenmalige steun zal naar analogie met de wettelijke beslissingstermijn het REMI-onderzoek wel binnen de 30 dagen moeten gebeuren.


    De toekenning van een aanvullende financiële steun heeft een geldigheidsduur van maximum 6 maanden. Na 6 maanden wordt het dossier verlengd, of herzien indien zich voor die tijd wijzigingen hebben voorgedaan die een invloed kunnen hebben op de steun.


    Uitgangspunt is dat de cliënt tijdens de duur van de toekenning alle wijzigingen die invloed hebben op de sociale en financiële situatie doorgeeft.
    Bij elke nieuwe of bijkomende hulpvraag van een gekende cliënt, wordt het REMI-dossier geactualiseerd.


    De personen met een illegaal verblijf op ons grondgebied zijn uitgesloten van een aanvullende financiële steun toegekend op basis van de Remi-tool.


    2.3. Voorwaarden aanvullende financiële steun - activeringstraject
    Elke gerechtigde op aanvullende financiële steun verbindt zich ertoe een traject voor sociale of professionele activering te volgen. Dit kan een traject zijn gericht op tewerkstelling (bv. begeleiding ATB…), maar het kan ook een traject zijn naar maatschappelijke participatie (bv. budgetbeheer, taallessen, ontwenning, inschrijven voor een sociale woning, begeleiding door Wooncafé…).


    De inhoud en de duur van het traject worden door de maatschappelijk werker bepaald in samenspraak met de cliënt.


    Dit traject kan worden wordt vastgelegd via een GPMI.


    Uitzondering op dit verplichte activeringstraject:
    · gezondheids- of billijkheidsreden
    · indien er al een activeringstraject bestaat (bv. werkzoekende in traject VDAB)
    · indien de gerechtigde al (deeltijds) aan het werk is.


    Bij het toekennen van een eenmalige financiële steun kan het OCMW overwegen de cliënt om billijkheidsreden vrij te stellen van een activeringstraject, gezien de hulpvraag eenmalig is.
    Uit het REMI-onderzoek moet worden afgeleid dat het aannemelijk is dat het om een eenmalige steun gaat. Het is niet de bedoeling om meermaals een eenmalige steun toe te kennen.


    Het activeringstraject of de eventuele vrijstelling ervan, wordt opgenomen in het sociaal verslag.


    2.4 Het sociaal verslag voor het BCSD
    Het REMI-maandbudget geeft een up-to-date, gestructureerd overzicht van inkomsten en noodzakelijke uitgaven.
    Het sociaal verslag voor een aanvullende financiële steun vermeldt de omschrijving van de hulpvraag en de motivatie tot maandelijkse of eenmalige steun.


    2.5 Betoelaging
    De POD MI stelt een toelage ter beschikking voor de toekenning van aanvullende financiële steun. De toelage kan enkel wordt gevraagd wanneer de toekenning van aanvullende financiële steun gebaseerd werd op het REMI-onderzoek.
    Hiertoe ontvangt de POD MI gegevens vanuit de REMI-applicatie. Deze worden gekruist met de gegevens uit het Uniek Jaarverslag.


    Het BCSD kan steeds beslissen om een aanvullende steun toe te kennen zonder of bovenop het resultaat van het REMI-onderzoek. Deze steun wordt echter bekostigd met de eigen budgetten van het lokaal bestuur.


    2.6 Steunverlening
    Voor de toekenning van aanvullende financiële steun wordt gekeken naar de problematische gezinskosten. Het is de bedoeling om één maandelijkse bedrag toe te kennen, maar dit bedrag kan zijn samengesteld uit meerdere toelagen, afhankelijk op welke gebieden de noden worden vastgesteld.


    2.6.1 Huurtoelage
    Het toekennen van een maandelijkse huurtoelage kan worden afgestemd op de bedragen die Wonen Vlaanderen hanteert. Anders dan bij Wonen Vlaanderen wordt geen inkomensvoorwaarde gehanteerd en geen maximumprijs van de huur.
    Het maandbedrag wordt vastgelegd op 177,24 euro voor een alleenstaande of koppel, vermeerderd met 29,54 euro per kind ten laste met een maximum van 4 kinderen.
    De cliënt levert de nodige inspanningen om een woning te huren in overeenstemming met het inkomen. De cliënt zal zich inschrijven bij een woonmaatschappij zodat hij het recht kan openen op een huurpremie van Wonen Vlaanderen wanneer hij 4 jaar op de wachtlijst is ingeschreven. Indien blijkt dat de cliënt niet aan de voorwaarden voldoet van de huurpremie, kan een verlenging van de huurtoelage worden overwogen.


    2.6.2 Verwarmingstoelage
    De verwarmingstoelage wordt toegekend op basis van de bedragen van de minimale levering voor aardgas. Er wordt rekening gehouden met het woningtype en of er recht is op het sociaal tarief. Er wordt gebaseerd op de bedragen van voor de energiecrisis. Het gaat over het tweewekelijks bedrag van de wintermaanden dat in het kader van aanvullende steun maandelijks zal worden betaald.
    Voor de personen die recht hebben op de minimale levering aardgas tijdens de winterperiode wordt gedurende die maanden (november tot en met maart) geen extra verwarmingstoelage toegekend.
    Voor appartement: 38,66 euro, huis: 64,66 euro
    Met sociaal tarief: appartement: 17,66 euro, huis: 29,66 euro


    2.6.3 Medische en farmaceutische kosten
    De toelage is gebaseerd op de sociale maximumfactuur. Het jaarbedrag van de maximumfactuur wordt gedeeld door 12 en maandelijks toegekend.
    Inbegrepen zijn zowel medische en farmaceutische kosten.
    Voor 2023 is het jaarbedrag 506,79 euro. Maandelijks komt dit neer op een bedrag van 42,23 euro.


    2.6.4 Paramedische en psychische hulp
    Een toelage kan worden voorzien voor deze vormen van hulp. Het OCMW bepaalt of de verleende steun beperkt is tot een aantal sessies of tot een bepaald bedrag. In de eerste plaats wordt er getracht een begeleiding te starten bij een geconventioneerde psycholoog.


    2.6.5 Dringende steun en eenmalige steun
    Aanvullende financiële steun kan pas worden toegekend na het opstarten van een REMI-dossier.


    Voordien kan er gebruik worden gemaakt van het systeem van dringende steun.De voorwaarden voor het geven van een dringende steun zijn niet dezelfde als die voor het toekennen van aanvullende financiële steun in het kader van REMI.


    Een dringende steun wordt toegekend wanneer de cliënt niet in de mogelijkheid verkeert om te voorzien in zijn basisbehoeften (voeding, kledij, medische zorgen,…). Bovendien is er op dat bepaald moment de noodzaak tot financiële steun, welke niet kan wachten tot de hulpvraag is voorgelegd en beslist in het BCSD.


    Bij een dringende steun primeert de nood, en nog niet zozeer de medewerking, uitgaven verlagen, inkomsten verhogen,… De maatschappelijk werker bespreekt het al dan niet geven van een dringende steun met het diensthoofd en vraagt goedkeuring aan de voorzitter.
    Pas na voltooiing van het REMI-onderzoek – ten laatste 3 maanden na de hulpvraag – wordt een aanvullende financiële steun toegekend.


    Voor een eenmalige financiële hulp, bv. een ziekenhuisfactuur, ten laste name van een bril,… wordt wel binnen 30 dagen een REMI-onderzoek gevoerd en kan er een eenmalige aanvullende steun worden toegekend. Op deze manier wordt bovendien duidelijk of het werkelijk om een eenmalige hulpvraag gaat of dat er een structureel tekort is.


    2.7 Steunverlening niet gekoppeld aan REMI
    De soorten financiële steun vermeld onder 2.6 zijn de enige die onder het REMI-onderzoek worden toegekend. Voor andere steunen kan het OCMW dikwijls andere budgetten aanwenden.


    2.7.1 Huurwaarborg
    In principe wordt er geen rekening gehouden met het REMI-onderzoek voor het toekennen van een voorschot op huurwaarborg.
    De hulpvrager van een huurwaarborg zal in eerste instantie worden begeleid met het aanvragen van een huurwaarborglening bij het Vlaams Woningfonds.
    Als de huurwaarborglening niet wordt toegekend, kan het OCMW een voorschot op huurwaarborg toekennen.
    Als de huurwaarborg hoger is dan het maximum ontleenbare bedrag van het Vlaams Woningfonds, kan het OCMW overwegen om het resterende saldo toe te kennen in de vorm van een renteloze lening of alsnog een eenmalige steun toe te kennen via het REMI-dossier.


    2.7.2 Huurachterstal
    Het ten laste nemen van huurachterstallen kan als een eenmalige steun worden toegekend. Echter wanneer er sprake is van meerdere maanden huurachterstal, dient worden nagegaan in welke mate andere hulpverlening meer aangewezen wordt, zoals het opstarten van budgetbeheer of het opstarten van een dossier bij het Fonds voor Bestrijding van Uithuiszetting.


    2.7.3 Renteloze lening
    Het BCSD kan naast het toekennen van een aanvullende financiële steun nog steeds beslissen om een renteloze lening toe te kennen waarbij de hulpvrager de toegekende steun terugbetaald aan het OCMW.


    2.7.4 Socio-cultureel participatiefonds
    Voor het socio-cultureel participatiefonds is een aparte wetgeving en betoelaging voorzien. Het toekennen van steun in het kader van socioculturele participatie of kinderarmoede valt niet onder het gebruik van de REMI-tool.


    2.7.5 Energiefonds
    Voor het energiefonds is een aparte wetgeving en betoelaging voorzien. Het toekennen van steun in het kader van energiearmoede valt niet onder het gebruik van de REMI-tool.


    Het energiefonds kan worden aangewend voor een openstaande schuld voor gas en/of elektriciteit. Deze steun valt mee onder het energiefonds.


    Deze toelage wordt toegekend op basis van de bedragen van de minimale levering voor aardgas. Er wordt rekening gehouden met het woningtype en of er recht is op het sociaal tarief. We baseren ons op de bedragen van voor de energiecrisis. Het gaat over het tweewekelijks bedrag van de wintermaanden dat in het kader van aanvullende steun maandelijks zal worden betaald.
    Voor de personen die recht hebben op de minimale levering aardgas tijdens de winterperiode wordt gedurende die maanden (november tot en met maart) geen extra verwarmingstoelage toegekend.
    Voor appartement: 38,66 euro, huis: 64,66 euro
    Met sociaal tarief: appartement: 17,66 euro, huis: 29,66 euro


    2.8 Wijzigingen
    De toepassing van het REMI-onderzoek wordt verdergezet voor de periode 1 maart 2024 tot en met 31 december 2024. Onder voorbehoud van federale middelen, wordt het jaarlijks verlengd.
    Het afspraken- en beslissingskader wordt voorgelegd aan de Raad voor Maatschappelijk Welzijn bij elke wijziging.